'Gilze en Rijen houdt van Hulten'

Bedreigingen voor een kleine gemeenschap

De toekomst en de leefbaarheid zijn hot items voor Hulten. Wie had dat kunnen bedenken voor het kleine dorp, waarin het leven eeuwenlang rustig voortkabbelde. Met de Gerardus Majellakerk als middelpunt.

Over het ontstaan van Hulten en wie er in vroeger tijden woonden, weten we niet zoveel. Het lijkt er op dat de naam Hulten voortkomt uit Holten, wat ‘nederzetting bij het hoogopgaand bos’ betekent.

Er zijn wel een paar stille getuigen, die ons iets over de vroege geschiedenis vertellen. Zo maakte in 1835 de vondst van een potje uit de Merovingische tijd duidelijk, dat er in die periode (400-800 na Christus) al sprake van bewoning was.

En uit een akte weten we dat Hulten in 1368 een aparte heerlijkheid was en Wouter van Diedeghem de leenman. Hij verkocht het leengoed Hulten aan Jan van Polanen, de Heer van Breda. Omdat vanaf 1530 de leden van het geslacht Nassau-Breda de titel prins mochten voeren, kwam later voor de boerderij de naam ‘Prinsenhoef’ in zwang. Het toponiem ‘oude molen’ duidt er op dat er in deze omgeving ook een watermolen moet zijn geweest.

De eerder genoemde Gerardus Majellakerk stond aan de oorsprong van wat nu het dorp Hulten is. Door de gehuchten Hulten en Haansberg samen te voegen, kwam er in mei 1913 een parochie tot stand.  Met een groeiende bevolking was daar behoefte aan ontstaan. De afstand naar de kerk in Gilze vonden veel mensen te groot. Het bisdom nodigde kapelaan De Wit uit Gilze uit om de nodige stappen te zetten. Over de parochiegrens en de ligging van de kerk ontstond de nodige onenigheid, maar uiteindelijk kwam de kerk tussen Haansberg en Hulten, op de plaats van de huidige te staan. De kerk werd toegewijd aan Gerardus Majella met kapelaan De Wit als eerste pastoor. De nieuwe parochie telde 374 zielen. Behalve een kerk zonder toren,  kreeg de pastoor ook een pastorie en Hulten in 1914 een tweeklassige lagere school.

Daarna duurde het niet lang of het verenigingsleven kwam op gang. In 1938 werd de Belangenvereniging Hulten opgericht, die het gevoel van eenheid in de nog jonge parochie sterk bevorderde. En dat konden de mensen gebruiken, want de Tweede Wereldoorlog trok zijn sporen. In 1940 ontruimden de Duitsers ruim twintig Hultense panden voor de uitbreiding en de aanvliegroute van het vliegveld. Minstens negen gezinnen moesten vertrekken. Het dorp telde daarna nog 696 inwoners.

En ook anderszins ging de oorlog niet aan de mensen voorbij. Want zo dicht bij Vliegveld Gilze-Rijen lag het dorp vaak in de gevarenzone. Tijdens het bombardement van 19 augustus 1943 waren er 24 slachtoffers te betreuren, waaronder veel kinderen en jonge mensen.

Ook de kerk werd tijdens de oorlog verwoest. En dat betekende dat de dorpelingen zich voorlopig met een houten noodkerkje moesten behelpen. Pas in 1951 namen ze de huidige Gerardus Majellakerk in gebruik, ontworpen door de Bredase architect W.J. Bunnik.

Na 1947 liep het aantal inwoners langzaam terug. Maar op het hoogtepunt van de bloei van het dorp, kon de Hultenaar er niet alleen zijn brood, maar ook kruidenierswaren, potten, pannen en fietsen kopen. Er was zelfs een elektriciteitszaak. De boeren konden terugvallen op de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB), de vrouwen op de Boerinnenbond en er was een Tuinbouwbond, een Eierbond en het pakhuis van de Coöperatieve Handels Vereniging (CHV) uit Veghel, de inkooporganisatie van de NCB.

Aan de Rijksweg, waar nu Ketelaars gevestigd is, werd zelfs een Lagere Landbouwschool opgericht. Ouders konden op een consultatiebureau terecht en natuurlijk waren er de nodige cafés.  Opvallend voor die tijd is dat er rond 1958 een bloeiende banjovereniging, Avanti, bestond, de inspiratiebron voor het nog steeds succesvolle Estrellita in Molenschot. De realisatie van gemeenschapshuis The Chump in 1971 maakte het voor de verenigingen in Hulten nog een stuk prettiger.

Maar aan het einde van de twintigste eeuw dook een serieuze bedreiging op. De Provincie ging voor een groter en sterker lokaal bestuur en besloot tot een grenscorrectie tussen Gilze en Rijen en Tilburg, de stad die grootschalige woningbouw in het gebied Reeshof wilde. Acties als ‘Gilze en Rijen houdt van Hulten’ en de ‘Aartsengel’ (genoemd naar de toenmalige burgemeester) konden dat niet tegenhouden. Hulten werd opgedeeld; een gebied van ongeveer 580 hectare met daarop 59 woningen/gezinnen kwam onder Tilburg te vallen. Dat bracht in het dorp heel wat teweeg. Al is het nog steeds zo, dat de meeste Tilburgse Hultenaren in de dagelijkse praktijk én gevoelsmatig deel van de kleine gemeenschap uitmaken.

Er is dus veel veranderd in het dorp. Ook als het om de parochie gaat. Samen met Rijen en Molenschot vormt Hulten sinds 2001 één parochiegemeenschap, die van de Heilige Geest. In 2013 werd de Gerardus Majellakerk gesloten; er waren te weinig parochianen en het onderhoud van het gebouw was niet meer op te brengen. Een plaatselijk kunstenaar heeft het pand gekocht en er zijn atelier in gevestigd. In de voormalige kapel is nu een stiltecentrum. 

En verder zijn er in Hulten amper nog voorzieningen en heeft de basisschool leerlingen uit de Tilburgse Reeshof nodig om het hoofd boven water te houden. Gelukkig werkt de gemeente samen met de bewoners aan een plan om een goede dorpsontwikkeling te waarborgen. En werken provincie en gemeente aan verbetering van de verkeerssituatie op de steeds drukkere Rijksweg (N282). Maar hoe de toekomst er voor Hulten uit ziet? Wie zal het zeggen. 

 

Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide