Crisistijd in Werkendam

Het is 1932. Klaas en Sijtje Groeneveld wonen aan de Vissersdijk in Werkendam. Ze hebben zeven kinderen. Een gezellige huishouding, maar ook druk. Al die kinderen hebben altijd honger. Vooral de jongens, die hebben aan een paar boterhammen niet genoeg. Vader Klaas is vaak weg. Hij werkt aan de Afsluitdijk. Een machtig mooi werk, waardoor de zoute Zuiderzee verandert in het zoete IJsselmeer. Het is niet gezellig als vader er niet is. Als hij na een week werken thuis komt is het dan ook altijd feest. Moeder Sijtje is blij om haar man weer te zien, maar ook blij omdat hij geld meebrengt. Want aan geld lijkt altijd wel een tekort bij het gezin Groeneveld. Niet alleen bij hen, ook bij de buren is het armoe troef. De meeste mensen moeten heel zuinig zijn. De moeders verdelen het weekloon in kleine porties. Want voor de bakker heb je centen nodig en voor de huur van het huis een gulden per week. En deze week moet ook de doktersrekening betaald worden. Bij de waterwerken aan de Afsluitdijk verdient Klaas een aardig weekloon. Er blijft zelfs nog geld over om kleren en klompen te kopen voor de kinderen. Maar dat gaat veranderen.

‘Sijtje, ik ga nog één week weg en dan is de Afsluitdijk klaar’, vertelt Klaas. Jan, de jongste zoon van Klaas en Sijtje vindt dat goed nieuws. ‘Dan is papa weer elke dag thuis’, juicht hij. Sijtje trekt een bedenkelijk gezicht. Nu verdient Klaas een goed weekloon en straks moeten ze maar weer zien waar ze het geld vandaan halen. Want werk is er bijna niet. Of het loon is zo laag, dat Sijtje levensmiddelen op de pof moet kopen. Tenminste bij de winkeliers die vriendelijk genoeg zijn om het gezin geld te lenen, wat ze later terug betaalt. Als de nood echt hoog wordt kan ze bij het Hulpbetoon aankloppen. Dat is het laatste wat Sijtje wil. Wat een schande! Nee, dan gaat ze liever zelf aan het werk. Ze zou de was kunnen doen voor de vrouw van de notaris die op de Hoogstraat woont. Ook al valt dat niet mee als je zelf een gezin van zeven kinderen hebt. ‘Rien kan mee als knechtje bij oom Cor op het schip’, bedenkt vader Klaas. Rien is de oudste zoon van het gezin Groeneveld. Zijn grote zus werkt al sinds haar 14e als dienstbode in Den Haag. En nu is Rien aan de beurt. Hij is tenslotte al 13 jaar. 

Op het schip van oom Cor is het eerst rustig. Zo kan Rien leren hoe het er aan toe gaat. Dat verandert als ze steeds meer hout gaan vervoeren. Dat gaat naar Duitsland. Wat daar precies aan de hand is weet Rien niet, maar de fabrieken hebben veel hout nodig. En dat is prettig voor oom Cor, want die kan varen en geld verdienen. Dat geld is aan de wal weer hard nodig. Alle verdiende centen levert Rien in bij zijn moeder. Zijn vader heeft geen ander werk kunnen vinden. Hij is thuis en past op de kinderen. Moeder Sijtje doet nog steeds de was bij de notaris en nu ook bij de dominee. Het valt Jan wel een beetje tegen nu zijn vader de hele dag thuis is. Zo gezellig is het toch niet, want vader Klaas is vaak kort aangebonden. ‘Dat komt omdat hij geen werk heeft’, legt moeder uit. In de krant die hij van de buurman krijgt, leest Klaas over een nieuwe politieke partij, de  NSB. Een afkorting voor Nationaal-Socialistische Beweging. Hij kent de leider, Anton Mussert. Die woonde vroeger in Werkendam. Zijn vader was hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school. Klaas heeft ‘m altijd een vervelend betweterig mannetje gevonden. En nu staat hij zomaar in de krant. Met grote verhalen over dat de mensen op zijn partij moeten stemmen. Als dat maar goed gaat...