Van hondenkar naar fabriek

De wielen van de wagen ratelen over de straatstenen en samen met de hoeven van het paard zorgt dat voor veel lawaai. Het zijn het paard en wagen van de familie Hak uit Giessen. Zij hebben een kruidenierswinkel aan huis en verkopen ook kruidenierswaren in andere dorpen met hun paard en wagen. Vandaag zijn Wim Hak en hulpje Nelis op weg naar Almkerk. Onderweg vertelt Wim over hoe ze in 1923 begonnen met de kruidenierswinkel en hoe ze toen op pad gingen met een hondenkar. Op de kar lagen de boodschappen en hond Bello trok de kar. Bello kon natuurlijk niet zo snel en ver lopen, daardoor konden ze hun spullen alleen verkopen aan mensen die dichtbij woonden. Aan het eind van de jaren twintig werd een paard en wagen gekocht. Nu kon de familie Hak haar spullen zelfs verkopen in Almkerk, Dussen en Wijk en Aalburg.

Wim weet precies waar de klanten wonen. Elke dag probeert hij weer mensen over te halen om hun boodschappen bij hem te kopen. Nelis heeft het al snel door: die Wim Hak is een echte handelaar. Samen met Wim gaat Nelis elke dag op pad om hun kruidenierswaren te verkopen, zoals meel, kaas, rijst en soda. Soms willen de mensen iets hebben wat Nelis en Wim niet bij zich hebben. ‘Geen probleem!’ is dan het antwoord van Wim, ‘heeft u een dagje geduld? Dan neem ik het morgen mee.’ Ja, die Wim is echt een goede en slimme handelaar. Zodra Wim en Nelis weer in de Achterstraat in Giessen zijn, gaat hij het gelijk regelen. ‘Aart en Eli, als jullie morgen naar school gaan in Gorinchem, wil ik graag dat jullie een zak met bruine suiker meenemen voor mevrouw Scherff.’ Zo zorgt Wim Hak ervoor dat iedere klant tevreden is. 

Nelis is dertien jaar en vindt het fijn om bij de familie Hak te werken. Het is soms hard buffelen, maar hij heeft het goed naar zijn zin. De dag begint met het vouwen van papieren zakjes om bijvoorbeeld suiker in te doen. Nelis helpt ook met het branden van pinda’s, het maken van limonadesiroop, boenwas, stroop, azijn en likeur. Daarna gaat hij samen met Wim op pad. Daar krijg je honger van! Tussen de middag mag hij bij de familie Hak eten. De familie heeft twaalf kinderen en er blijven altijd wel anderen mee-eten. Het is een gezellige boel aan tafel. Wat Nelis niet weet, is dat vader en moeder Hak elke dag weer hun best moeten doen om genoeg geld te verdienen om al die hongerige magen te vullen. Nee, daar denkt Nelis niet aan. Hij is al heel blij dat hij daar mag eten en dat vader en moeder Hak zo aardig zijn. En zo hoeven zijn eigen vader en moeder voor minder eten te zorgen. De jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw zijn crisisjaren. Veel mensen zijn werkloos en arm. Als je ziek bent en je kunt niet werken, dan zijn er geen uitkeringen. Nelis is dankbaar dat zijn eigen ouders wel werk hebben. Vader werkt voor een boer en moeder doet de was voor de vrouwen uit de buurt. Toch levert het niet genoeg geld op. Nelis en zijn broer Jacob moeten daarom ook werken. Hij vindt dat niet erg, maar zou het liefste naar school gaan, net als Aart en Eli. Nelis weet dat het heel bijzonder is dat die twee jongens naar de middelbare school gaan. De meeste jongens in Giessen moeten werken, zoals zijn vrienden Jaap, Peet en Han. Peet en Han werken ook voor de familie Hak en Jaap werkt bij bakker Schouten. 

Het leukste aan het werk van Nelis is dat de familie Hak steeds weer dingen bedenkt om zelf te maken, zoals soda en boenwas. Ook vindt Nelis het leuk om mee te helpen de wijn in flessen te doen. De wijn wordt in grote vaten besteld en door de familie Hak zelf in flessen gedaan. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft de familie Hak doorgaan met de kruidenierswinkel. Ze gaan zelfs met drie paard en wagens op pad, maar het is geen fijne en veilige tijd. Nelis weet dat de familie onderduikers in huis heeft en dat ze onderduikers aan een nieuw adres helpen. Hij weet ook dat hij daar met niemand over kan en mag praten. In 1944 komen er zelfs Duitsers in het huis van de familie Hak wonen. 

Nelis is na de Tweede Wereldoorlog een volwassen man geworden en werkt nog steeds bij de familie Hak. Iedere keer maakt hij vernieuwingen mee, zoals de komst van een auto. Wat een luxe! Nelis merkt al snel dat een auto veel gemakkelijk is dan een paard en wagen. Ze kunnen nog verder weg om hun kruidenierswaren aan klanten te verkopen en het gaat allemaal ook veel sneller. Toch mist Nelis weleens de ritjes samen met Wim op de wagen. De familie Hak gaat rond 1950 ook kersen op sap en appelmoes maken. Dit fruit wordt in glazen potten gedaan. Dat is bijzonder, want meestal worden fruit en groenten ingeblikt. Het blijkt een heel goed idee. De mensen kopen graag Hak appelmoes. Nelis ziet steeds meer pannen en ketels in de keuken van moeder Hak staan. Zoveel, dat het bijna niet meer past. ‘Misschien moeten ze iets in de schuur bouwen’, denkt Nelis. Het lijkt wel alsof Wim zijn gedachten kan lezen, want in 1952 wordt er een kleine fabriek naast het huis gebouwd. Daarmee begint een heel nieuw tijdperk voor de familie Hak en ook voor Nelis. Hij blijft tot aan zijn pensioen bij de Hak conservenfabriek in Giessen werken en zal nog veel vernieuwingen meemaken.