Vestingstad Maastricht

Wie tegenwoordig door de (winkel)straten van Maastricht loopt, kan zich waarschijnlijk maar met moeite voorstellen dat Maastricht 150 jaar geleden nog een imposante vestingstad was. Fort Sint Pieter, de Helpoort en de kazematten herinneren nog aan deze tijd.

De eerste omwallingen

Maastricht kreeg voor het eerst een stenen versterking (een castellum) aan het einde van de Romeinse tijd. Hiermee wilden de Romeinen de stenen brug over de Maas beschermen.

In 1229 begonnen de burgers van Maastricht met de bouw van de eerste stadsmuur. De Helpoort is hier nog overblijfsel van. De muur had een lengte van zo'n 2,4 kilometer.

Vanwege een groeiende welvaart en een groeiende bevolking was een eeuw later al een uitbreiding nodig. De stadsmuur mat nu 3,5 kilometer. Van deze fase is bijvoorbeeld de Pater Vinktoren bewaard gebleven. Ook daarna zou de vesting constant blijven groeien.

Bewaking van de stad

In de Middeleeuwen werd een stad bewaakt en verdedigd door haar burgers. De muur was dan ook in de eerste plaats bedoeld voor hun eigen veiligheid.

In de 16e eeuw, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, veranderde dit. Vestingsteden kregen een rol in een groter politiek spel. Zo ook Maastricht, waar in 1567 voor het eerst een militair garnizoen werd gestationeerd.

Een nieuwe manier van oorlogvoeren

Tot dan toe moest een leger een stad innemen door de muren te bestormen. Kanonnen konden daarbij van dienst zijn, maar waren niet de doorslaggevende factor.

In het midden van de 16e eeuw veranderde dat echter radicaal. Door een aantal vernieuwingen aan het vuurgeschut, waren deze nu in staat om in korte tijd flinke bressen in muren te slaan. Hun bereik werd ook groter.

Maastricht kreeg hiermee voor het eerst in het jaar 1579 te maken, toen de Spaanse veldheer Alexander Farnese (de hertog van Parma) de stad na ruim 3 maanden kanongebulder in handen kreeg.

Buitenwerken

De nieuwe uitvindingen aan het vuurgeschut vroegen om een nieuwe verdedigingsstrategie. Men begon met de aanleg van zogenaamde 'buitenwerken'. Deze veelhoekige verdedigingswerken danken hun naam aan het feit dat ze buiten de stadsmuren, in het voorterrein lagen. Het waren doorgaans dikke aarden wallen, die beter bestand waren tegen kanonvuur dan muren.

In Maastricht werd de gehele stad vanaf de 16e eeuw geleidelijk aan volledig omringd door dit soort buitenwerken. De kazematten herinneren hier nog aan.

De extra verdediging bleek ook hard nodig gezien het grote aantal belegeringen dat Maastricht in de 17e en 18e eeuw te beurt viel. Zo belegerden de Fransen de strategisch langs de Maas gelegen stad in 1673, 1748, 1793 en 1794. En ondanks de verdedigingswerken drie keer met succes…

Einde van de vesting

In het midden van de 19e eeuw was de artillerie zo krachtig geworden dat zelfs de meest imposante buitenwerken geen bescherming meer konden bieden tegen een belegering. Daarom besloot koning Willem II op 29 mei 1867 om de vestingwerken op te heffen.

De Maastrichtse bevolking zal hier een dubbel gevoel bij hebben gehad. Enerzijds een gevoel van opluchting, omdat ze nooit meer de angst en ellende van een belegering hoefden te doorstaan.

Maar anderzijds ook onzekerheid, omdat de aanwezigheid van het militaire garnizoen altijd had gezorgd voor een welvarende plaatselijke economie. Die tijden waren voorbij. Dat zou in de 2e helft van de 19e eeuw met de industrialisatie maar al te duidelijk worden.