Zuid-Hollandse buitenplaatsen

Grachtenpanden en zomerverblijven

In de Gouden Eeuw gaven regenten en rijke kooplieden de toon aan in de Hollandse steden. Door hun toedoen werden veel steden uitgebreid met grachtengordels, waaraan fraaie panden verrezen. De allerrijksten van hen lieten als zomerverblijf een buitenplaats op het platteland aanleggen. Met name de oude strandwallen vanaf de Maasmond tot Haarlem waren gewilde locaties. Deze fraaie omgeving was goed bereikbaar vanuit steden als Haarlem, Leiden en Den Haag. In plaatsen als Wassenaar, Oegstgeest, Voorschoten en Rijswijk waren dan ook tientallen 'buitens' te vinden.

Gezonde buitenlucht

Het bezit van een buitenplaats gaf niet alleen status; het had ook praktische voordelen, want ondanks de welvaart was het destijds niet echt goed toeven in de Hollandse steden. Er was geen schoon water, geen riolering en geen afvalverwerking. Daardoor braken er vooral 's zomers vaak ziektes uit. Wie het zich kon permitteren, bracht de zomer liever in de gezonde buitenlucht door.

Paleizen

Sommige buitenplaatsen waren tot over de grenzen bekend, zoals Huize Clingendael bij Wassenaar, en Hofwijck, het door de diplomaat en dichter Constantijn Huygens zelf ontworpen buitenhuis in Voorburg. Ook de Oranjes lieten imposante buitenplaatsen bouwen, zoals Paleis Honselaarsdijk dat in 1621 in opdracht van stadhouder Frederik Hendrik bij Naaldwijk werd gebouwd. Het werd ook wel 'klein Versailles' genoemd en illustreerde de internationale oriëntatie en ambities van de stadhouders van Oranje-Nassau.

Hollands Classicisme

De ontwerpen van de buitenhuizen waren sterk beïnvloed door de Franse architectuur, maar gaandeweg ontwikkelde men een eigen bouwstijl: het Hollands Classicisme. Jacob van Campen en Pieter Post waren hiervan de bekendste architecten. Het door Van Campen in opdracht van Frederik Hendrik gebouwde Huis Ten Bosch (1648) is een bekend voorbeeld van deze bouwstijl, die werd gekenmerkt door symmetrie, geometrische verhoudingen en vast omschreven afmetingen.

Adellijk verleden

Op buitenplaatsen stonden naast het woonverblijf meestal ook één of meer boerderijen en dienstgebouwen. Soms was de buitenplaats zelf een verbouwde boerderij, zoals Backershagen en Duinrell in Wassenaar. Andere waren gebouwd op of bij de restanten van middeleeuwse kastelen, zoals Huis Te Werve in Rijswijk, en Endegeest en Oud Poelgeest in Oegstgeest. De middeleeuwse oorsprong is soms nog te zien aan de slotgracht rondom het huis. Verder uitte het adellijke verleden van buitens zich in 'heerlijke rechten' als de 'zwanendrift' en het 'duivenslag': het recht om zwanen en/of duiven te houden. Om in de zomer dranken koel te kunnen houden werden ijskelders gebouwd, waarin brokken ijs soms jarenlang bevroren bleven. Ook waren er luxe voorzieningen zoals theekoepels, hertenkampen, volières met pauwen en fazanten, en vijvers met karpers en forellen.