Het 'Ruhrgebied' van Nederland

Spoorweg, waterweg en autoweg; vlak bij elkaar

In een halve eeuw tijds, van rond 1920 tot rond 1970, vond in Maarssen een fenomenale industriële ontwikkeling plaats. Vooral tussen Maarssen-dorp en Zuilen verscheen het ene fabriekscomplex na het andere. Maarssen ontwikkelde zich in ijltempo van een plek voor ‘renteniers, gepensioneerden en allen die in de stille heerlijke omgeving rust zochten’ tot een industriegebied dat wel het Nederlandse Ruhrgebied werd genoemd!

Het begon eigenlijk pas in 1920 met de vestiging van de N.V. Plaatwerkerij en Verzinkerij, voorheen P. Bammens en Zn., een jaar later gevolgd door de veevoederfabriek van U. Twijnstra. In 1928 kwam Zwaardemaker & Co naar Maarssen. In deze jaren ontwikkelde zich langs de Straatweg ook de Nederlandsche Kininefabriek, later ACF, die zou uitgroeien tot de grootste werkgever van Maarssen. Ook aan de westzijde van het kanaal zouden zich nog vele bedrijven vestigen.

Een dertig jaar later was hier al 67% van de beroepsbevolking in de industrie werkzaam, terwijl dit percentage voor Midden-Nederland 37% gemiddeld bedroeg. Dat Maarssen qua industrialisatie ver boven de overige kernen van Stichtse Vecht uitstak, blijkt alleen al hieruit: 21 van de 45 bedrijven bevonden zich in Maarssen, tegen 11 in Breukelen, terwijl de resterende 13 verspreid waren over Nieuwersluis, Loenen, Vreeland en Nigtevecht. 

Wat in Maarssen gebeurde vond langs de loop van de Vecht alleen een parallel in Weesp. Begrijpelijk, want beide lagen op een punt waar de Vecht en het Kanaal elkaar bijna raakten, beide waren ook niet ver verwijderd van een grootstedelijk centrum, waarbij Maarssen al eerder dan Weesp kon profiteren van de ligging aan één van de drukste spoorwegverbindingen van het land. 

In 1969 waren de vier qua personeelsomvang grootste bedrijven – in orde van grootte: de Kininefabriek, Twijnstra, Bammens en Zeep- en Waspoederfirma Viruly – samen goed voor ruim 1600 arbeidsplaatsen. Het tijdperk bleek evenwel van korte duur. Bammens kondigde in 2020 aan uit Maarssen te vertrekken; het is de laatste van deze bedrijven die de poorten sluit.

Dankzij het absorptievermogen van de dienstensector voltrok zich de overgang naar een nieuw tijdperk bijna geruisloos – tenminste voor de buitenstaander. En als straks op de nog open plekken tussen kanaal en Vecht woningen verrezen zijn, zal er in postindustrieel Maarssen nog maar weinig zijn dat aan die eerdere periode herinnert. Jammer, want ze dankt er een rijk gevarieerde bevolkingsopbouw aan, een groot assortiment aan scholen, allerlei mogelijkheden van ontspanning, en op het gebied van cultuur een museum en een Historische Kring, die samen de herinnering aan deze formatieve periode levend houden!