Naar school

De ontwikkeling van het onderwijs

In de middeleeuwen was het onderwijs geheel in handen van de kerk en bestemd voor de adellijke en geestelijke elite. Kinderen uit het volk kregen geen onderwijs, maar leerden alles wat zij nodig hadden in het gezin en in de beroepspraktijk. De kerk stimuleerde wel het ontstaan van parochiescholen en er zijn aanwijzingen dat er eind zestiende eeuw in Maarssen al een parochieschooltje bestond.

Naar school

Het schooltje bij de dorpskerk had vooral leerlingen uit armlastige gezinnen, voor wie het schoolgeld betaald werd door de diaconie van de Gereformeerde Kerk. Ook de ‘meester’ was niet erg welgesteld. Hij had om in zijn onderhoud te kunnen voorzien diverse bijbaantjes, bijvoorbeeld koster/klokkenluider, organist, doodgraver, voorlezer of -zanger.

Welgestelden regelden hun onderwijs zelf, onder andere door het aanstellen van een huisonderwijzer. Halverwege de zeventiende eeuw ontstonden er, ook in Maarssen, zogenoemde Franse scholen, want voor kinderen van bepaalde beroepsgroepen was leren lezen en schrijven niet voldoende. Zij kregen ook vakken als rekenen, boekhouden en Frans.

Staatsbemoeienis

In de achttiende eeuw werd er geïnspireerd door de Verlichting wel nagedacht over de opvoeding van kinderen, maar eerst in de Bataafse Republiek ging de overheid zich gericht bezighouden met onderwijs. In 1798 kwam er een Ministerie van Onderwijs en de eerste belangrijke wet kwam in 1806. Onderwijzers moesten adequaat opgeleid en bevoegd zijn. Schoolgeld betalen werd verplicht en een inspectie ging toezicht houden op de kwaliteit van het onderwijs. En terecht. In 1823 ontvingen zo’n 100 kinderen onderwijs in Maarssen in een ruimte van ongeveer 55 vierkante meter!

Breedstraat, een schoolstraat

In het eerste kwart van de negentiende eeuw was er nog maar één algemene dorpsschool voor lager onderwijs in Maarssen. De school stond op het plein bij de hervormde kerk, maar verhuisde in 1827 naar de Breedstraat. Daar stond ook de Franse kostschool en een kostschool voor jongens van ‘meer gegoede stand’. Boven de voormalige Rabobank had mej. De Roo in 1840 een Engels georiënteerde kost- en dagschool voor jongedames uit welgestelde families, die rond 1900 werd opgeheven.

In 1869/70 kwam er nieuwbouw op de hoek van de Breedstraat en Raadhuisstraat. Het pand werd gemeentehuis en school. Na 1924, toen Huis Ten Bosch gemeentehuis werd, bleven er scholen in gevestigd: de openbare (m)uloschool tot 1960, de Burgemeester De Ruiterschool voor lager onderwijs tot 1974 en daarna de muziekschool Abraham Feijten. Het gebouw is in 1984 afgebroken. In 1869 kwam er een rooms-katholieke meisjesschool in Endelhoven en in 1883 ontstonden katholieke scholen in de achtertuin van De Nonnerie, die wij nu kennen als het Nassauplein. In het pand dat nu wordt gebruikt door De Sirkel was de jongensschool gevestigd. Het gebouw van de meisjesschool is afgebroken.

Verzuiling

In 1864 werd ook het middelbaar onderwijs bij wet geregeld en in de jaren daarna verdween langzamerhand het bestaansrecht van de particuliere kostscholen, mede door de komst van de HBS. Bijna de gehele negentiende eeuw was het toneel van felle, politieke strijd over de gelijke berechtiging van bijzonder en openbaar onderwijs. Uiteindelijk werd in de Lager Onderwijswet van 1920 het openbaar en bijzonder onderwijs gelijkberechtigd en naar dezelfde maatstaf bekostigd. De verzuiling had bijvoorbeeld als gevolg dat er in de jaren twintig van de vorige eeuw in Tienhoven-Maarsseveen vlak bij elkaar drie lagere scholen stonden met elk een andere signatuur. Nu staat er een schoolgebouw waarin alle gezindten zijn verenigd.

In essentie – ondanks het feit dat ouders zich in hun schoolkeuze veel minder dan voorheen laten leiden door de levensbeschouwelijke grondslag van een school – is er nog steeds sprake van verzuiling binnen het onderwijs.