Van kerstening tot Heilig Hart

De katholieke herleving

De kerstening van de Vechtstreek begon in de zevende eeuw met de komst van de Angelsaksische monnik Willibrord (658-739). In 695 werd hij door de paus tot aartsbisschop gewijd. Vanuit zijn nieuwe bisschopsstad Utrecht bouwde hij vervolgens een kerkelijke organisatie op waartoe ook Maarssen e.o. behoorde. De uit onze streek afkomstige prediker Ludgerus (742-809) zou later zijn missiewerk voortzetten. Hij is in zijn geboortestreek lang vereerd. In Zuilen stond van 1924 tot 1977 een grote Ludgeruskerk.

Sint-Pancratiuskerk

Sinds de Middeleeuwen was Maarssen een zogenaamd bisschopsgerecht, behorende tot de kerk van Utrecht. Uit deze periode stamt de toren van De Dorpskerk aan de Kerkweg. Deze bakstenen kruiskerk is in 1519 om de bestaande toren heen gebouwd. De kerk werd gewijd aan de Heilige Pancratius, een Romeins officier die om de belijdenis van zijn christelijk geloof de marteldood moest sterven. Het gebouw werd vormgegeven in de gotische stijl met de kenmerkende spitsbogen aan vensters en gewelven. In het jaar 1588, ten tijde van de Reformatie, werd de katholieke Sint-Pancratiuskerk onteigend en overgedragen aan de gereformeerde gemeenschap.

Schuilkerken

Lange tijd hielden de katholieken daarom hun erediensten in particuliere huizen. In 1680 mochten zij een grote schuur in Maarssenbroek tot kerk inrichten. Zeventig jaar later werd hen toegestaan een kerk te bouwen aan de Straatweg in de buurt van de begraafplaats, zij het op de ‘allerminst opsigtelijkste wijse’. Deze Sint-Pancratiuskerk, in 1752 gewijd, deed ruim honderddertig jaar dienst als parochiekerk. Midden negentiende eeuw mochten de katholieken weer in het openbaar hun erediensten houden en begon hun emancipatieproces. In 1880 werd besloten op zoek te gaan naar een locatie voor een nieuwe kerk. Het kerkbestuur kocht daartoe het logement De Eenhoorn en het daarbij behorende terrein gelegen bij de brug over de Vecht.

De Heilig Hartkerk

Op 11 oktober 1885 werd de nieuwe neogotische kerk, Heilig Hartkerk genaamd, in gebruik genomen. Alfred Tepe (1840-1920) ontwierp de kerk en voor het interieur werkte hij samen met twee vaste medewerkers. Heinrich Geuer vervaardigde de glas-in-loodramen in het koor, de doopkapel en de noordelijke en zuidelijke nevenkoren. Het oorspronkelijke altaar, de preekstoel en communiebank waren afkomstig uit het atelier van Willem Mengelberg. Aangewakkerd door de uitkomsten van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd halverwege de jaren zestig van de twintigste eeuw besloten de kerk van binnen wit te schilderen. Rond de laatste eeuwwisseling onderging de kerk, ondertussen een Rijksmonument, een grondige restauratie.

De pastorie

De pastorie van 1893 is een groot, vierkant bakstenen gebouw voorzien van een mansardedak en omringd door een prachtig gelegen tuin aan de Vecht. Van de meest prominente pastores hangen hier geschilderde portretten, onder meer van pastoor Rientjes, geportretteerd door Willem van Leusden, en pastoor Ariëns, geschilderd door Antoon Molkenboer.

Pastoor Ariëns

Alphons Ariëns was als kapelaan in Enschede sterk betrokken bij het lot van de arme arbeidersbevolking. Dit leidde er onder meer toe dat hij, als hulp voor een aantal ontslagen textielarbeiders, de coöperatieve weverij De Eendracht stichtte. Het benodigde geld bracht hij bijeen door verkoop van o.a. zijn vergulde zilveren miskelk, een ontwerp van de edelsmid Jan Brom. Toen Ariëns in 1901 opdracht kreeg te verhuizen naar zijn volgende parochie boden de arbeiders hem als blijk van hun waardering een ameublement aan. Om te voorkomen dat hij dit ook ooit zou verkopen, werd in de leuningen van de stoelen de A van Alphons Ariëns ingelegd. In de pastorie is dit meubilair nog te zien en in de kerk zijn door de parochianen van de Heilig Hartkerk teruggekochte kelk.