Eerste Wereldoorlog niet zonder invloed

Belse Fien zocht als eerste asiel in Rijen

Voor oudere Rijenaren staat de naam Belse Fien voor een hardwerkende Belgische vrouw in het dorp. Iedereen in Rijen kende haar. Maar weinigen wisten dat zij eigenlijk één van de eerste Belgische vluchtelingen uit de Eerste Wereldoorlog was, die hier bleef wonen. Een echte asielzoekster dus. Iemand die hier sindsdien samen met haar man, voor zichzelf en haar gezin de kost verdiende.

Nederland nam niet deel aan de oorlog van 1914-1918, maar toch is deze wereldwijde brand aan onze gemeente niet ongemerkt voorbijgegaan. Al was het alleen maar vanwege de duizenden militairen die in deze omgeving gelegerd waren. Behalve in het Kamp van Rijen waren er bij boeren in alle dorpen militairen ingekwartierd. De bevolking kwam op die manier in contact  met mensen met een ander geloof en andere gewoonten en gebruiken. En dat wilde nog wel eens voor problemen zorgen. 

Het Kamp van Rijen lag ter hoogte van de oude zandweg die nu vanuit de Atalanta het bos inloopt. Tijdens de Belgische opstand van 1830 was dit gebied al eerder als kamp ingericht geweest.  De duizenden militairen die er nu tijdens de Eerste Wereldoorlog gelegerd waren, moesten schending van de neutraliteit van ons land voorkomen. Ook het vliegveld had een grote rol in de bewaking van de grenzen. Vanaf de Molenheide werden verkenningsvluchten langs de grenzen uitgevoerd. Koningin Wilhelmina bezocht in 1916 de troepen in Kamp Rijen. 

De aanwezigheid van de militairen ging ook op bestuursniveau niet zonder slag of stoot. De correspondentie van burgemeester Van Poppel uit die tijd laat zien, dat er nogal eens conflicten tussen het militair en burgerlijk gezag waren. De burgemeester maakte er bijvoorbeeld bezwaar tegen dat militairen de lagere school in Rijen lange tijd in gebruik namen. Ook de vergoedingen voor dienstplicht of militieverplichtingen van kostwinners uit Gilze en Rijen waren punt van discussie. Het was duidelijk niet vanzelfsprekend dat die mensen een vergoeding kregen, terwijl dat wettelijk wel was vastgesteld.   

Ondanks dat Nederland erin slaagde neutraal te blijven, had de oorlog overal veel invloed. Vanwege de schaarste en voedseltekorten moest de overheid  voor het eerst rechtstreeks ingrijpen. Ze nam aanwezige voedselvoorraden in beslag, stelde maximumprijzen vast en voerde rantsoeneringen en distributie in. Dit werkte natuurlijk woekerhandel en smokkel in de hand. En daar maakten ook mensen uit Gilze en Rijen zich schuldig aan.

Kolen, zeep en aardappelen gingen op de bon net als allerlei voedingsmiddelen waarin plantaardige olie was verwerkt, zoals margarine. Overigens hadden de mensen op het platteland het beter dan die in de steden. Daar was echt sprake van honger en armoede. Hier waren de bewoners meer zelfvoorzienend en was er minder gebrek.

Toen de overheid overging op rantsoenering van de petroleum, in die tijd noodzakelijk voor de verlichting, liet het gemeentebestuur zowel in de kom van Gilze als van Rijen provisorisch elektrische verlichting aanleggen. Enkele lokale fabrieken leverden de stroom.

Voor de leerindustrie lag het allemaal net even anders. Die was juist goed met de oorlog en groeide in deze periode in onze dorpen uit tot een belangrijke werkgever. De oorlogstoestand zorgde immers voor een grote vraag naar leer. De plaatselijke thuislooiers beleefden gouden tijden. Veel ‘kleintjes’ ontwikkelden zich tot middelgrote looierijen.  En voor industriëlen uit andere plaatsen was de toegenomen vraag aanleiding om naar Rijen te komen en daar enkele grote leerfabrieken op te richten. Niet alleen de Belse Fien zocht haar heil in onze contreien...

 

Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide