Make-over voor parochiekerk Gilze

Priemende vingertje werd boerenduim

We weten het vrijwel zeker. Al rond het jaar 1000 stond er in Gilze een kerkje. Want de abdij van Thorn was in die tijd als tiendheffer verplicht om voor de inwoners een kerk te stichten en te onderhouden. We hebben er nooit iets van teruggevonden, dus hoe dat eerste kerkje eruitzag, dat weten we niet. Zo ongeveer als de schuren en huizen van die tijd waarschijnlijk. In ieder geval opgetrokken uit hetzelfde materiaal en later vervangen door een stenen kerkje. In 1235 wordt dat stenen kerkje voor het eerst in de boeken genoemd. We moeten daarbij denken aan een eenvoudig rechthoekig gebouw zonder toren.

Maar hoe eenvoudig ook van vorm, de kerk van Gilze was wel een moederkerk, toegewijd aan Sint Petrus Banden. In 1100 was het de enige parochiekerk in een dun bevolkt gebied. En die parochie strekte zich over een groot deel van de huidige Baronie van Breda uit. Al naargelang de bevolking groeide, kwamen er meer kapellen, die tussen 1120 en 1879 langzamerhand zelfstandige parochies werden.

Vast staat ook dat er in Gilze rond 1500 een nieuwe stenen kerk werd gebouwd, een kruiskerk met toren. Maar die stond er niet lang. In 1584 staken plunderende soldaten hem in brand. Er bleef alleen een ruïne over. De parochianen maakten een klein gedeelte provisorisch dicht om de kerk toch nog te kunnen gebruiken. Want het zou lang duren voor ze genoeg geld hadden om met de opbouw te beginnen. Pas in 1609 waren de toren en het middenschip hersteld; de beide kruisarmen lagen toen nog open. En het was 1617 voordat de kerk weer helemaal klaar was. Dit jaartal staat nog steeds bovenin de middelste topgevel van de kerk. In diezelfde gevel was indertijd ook de ingang, maar die metselden de parochianen later met een grafsteen dicht. In de huidige kerk is dit het oudste gedeelte.

Alle inspanningen ten spijt waren de katholieken hun kerk ruim dertig jaar later weer kwijt. En moesten ze zich vanaf 1648 met een schuil- of schuurkerk behelpen. Dit kwam omdat na de vrede van Munster de protestanten ook de kerken overnamen.

Toen in 1818 de katholieken hun kerk na honderdzeventig jaar weer mochten gebruiken, bleek al snel dat het gebouw te klein geworden was. Het aantal parochianen was in de loop der jaren aardig toegenomen. Daarom werd hij tussen 1880 en 1881 vergroot en verfraaid. Langs het middenschip kwamen twee zijbeuken. En waar eerst de oude gemeentesecretarie tegen de kerk aanstond, bouwden de parochianen een Mariakapel. De sacristie werd met een nieuwe aanbouw verruimd en de toren kreeg er op verzoek van het kerkbestuur zestien meter bij. Een lange slanke spitse toren van 49 meter hoog sierde voortaan de horizon.

De volgende uitbreiding stond in 1931-1932 op stapel. Er kwam een tweede dwarsschip en een nieuw priesterkoor met aan beide kanten twee kapellen en een andere sacristie.

De lange slanke toren was geen lang leven beschoren. Op 27 oktober 1944 bliezen terugtrekkende Duitse troepen hem een uur voor de bevrijding op. Het neerkomende puin verwoestte ook een groot deel van de kerk zelf. De parochie richtte het patronaatsgebouw tijdelijk in als noodkerk. Twee maanden later maakte een muur een gedeelte van de kerk weer bruikbaar. Maar door de schaarste aan bouwmaterialen kon de wederopbouw van kerk en toren in 1950 pas echt beginnen.

Sinds 1952 staat de kerk er zoals wij die nu kennen: vergroot met een derde dwarsschip, maar met een lagere rechthoekige toren. Hierdoor ziet de kerk er van buiten heel anders uit. Had hij eerst een spitse toren die als het priemende vingertje van de pastoor naar de hemel wees, nu lijkt hij meer op een boerenduim die stevig met de aarde verbonden is. Symbolisch voor de tijden die veranderd zijn?

Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide