Bezetting

Een nare tijd

Na de overgave leven we onder Duitse bezetting. In het begin proberen de bezetters het Nederlandse ‘broedervolk’ mee te krijgen. Maar de meeste Nederlanders werken niet enthousiast mee.
Er is steeds meer angst en onzekerheid. De mensen lijden geen honger, maar er ontstaat wel meer gebrek aan ‘lekkere’ dingen.

Leven onder de bezetting

Aanvankelijk lijkt het mee te vallen. De meeste ambtenaren en de burgemeester zijn op hun plek gebleven. Maar geleidelijk wordt toch duidelijk wat onvrijheid betekent. Op verzetsdaden reageren de bezetters met zware straffen. Mensen worden zonder vorm van proces opgesloten in gevangenissen of doorgestuurd naar concentratiekampen.

Joden hadden het extra zwaar. Maar voor zover wij hebben kunnen nagaan woonden er geen Joden in Aalst of Waalre.

Er is angst onder de mensen. Wat als er een bom of vliegtuig op je huis valt? En je weet niet wie je kunt vertrouwen – en wie niet. Luistert er iemand mee? Ook als je niks gedaan hebt, kunnen ze je zomaar arresteren. En als je pech hebt, kun je afgevoerd worden naar een concentratiekamp. Nederlanders beseffen nu wat de waarde is van een 'rechtsstaat'.

 

Verduisteren

Na donker moeten de mensen van de bezetter hun huizen volledig verduisteren. Er mag geen licht naar buiten schijnen. De Duitsers willen daarmee voorkomen dat geallieerde bommenwerpers hun weg naar Duitsland kunnen vinden. 

Men controleert hier streng op en meldt een overtreding aan de burgemeester. Die stuurt op bevel van de Duitsers een brief. Daarin dreigt hij dat het niet nog een keer moet gebeuren, want anders wordt de elektriciteit van het huis afgesloten. 

 

De NSB

Eind jaren ’30 is er in tegenstelling tot Duitsland nog steeds veel werkloosheid en armoede in Nederland. Onze politieke partijen lijken de problemen niet te kunnen oplossen. Daarom richt Anton Mussert in 1931 een nieuwe partij op: de NSB (Nationaal Socialistische Beweging). Deze wil net als in Hitler-Duitsland parlement, verkiezingen en persvrijheid afschaffen. In plaats daarvan moet er een sterke leider komen die weet wat het volk wil en nodig heeft.

Toch hebben zij niet veel succes. In Nederland blijven mensen trouw aan hun ‘eigen’ partijen. En Mussert heeft geen ‘rizz’. Ook in ons dorp wordt maar een enkeling lid. In de Tweede Kamer haalt de NSB nooit meer dan 4 van de (toen) 100 zetels.

Als de Duitsers in 1940 Nederland binnenvallen, worden wel meer mensen gauw lid – in de hoop op mooie baantjes. De meeste Nederlanders zien hen nu echter als landverraders. De Duitsers nemen de NSB dan ook niet serieus en geven hun nooit veel macht.

 

De Nederlandsche Unie

De meeste Nederlanders haten de NSB, de partij die de Duitsers enthousiast binnenhaalt en met hen samenwerkt.

Om zich tegen de NSB af te zetten, wordt de 'Nederlandsche Unie opgericht. De Unie wil er met de bezetter het beste van maken. Meer dan een half miljoen Nederlanders sluiten zich bij hen aan, tien keer meer dan er NSB’ers zijn.

De Unie gebruikt posters om reclame te maken. Je ziet ze op veel ramen hangen, zo ook bij Kees Goorden, eigenaar van een groentewinkel in Aalst. NSB’ers zijn daar niet blij mee en ze komen bij Kees eisen dat hij die Unie-posters weghaalt. Kees weigert en er ontstaat ruzie.

De enige politieagent in de gemeente kan de situatie niet aan. De marechaussee uit Valkenswaard moet erbij komen om met harde hand de rust te herstellen. Op het erf ligt de man die het relletje begonnen is. Hij heeft veel pijn en dokter Wachters behandelt hem – maar wel met erg veel jodium. En dat prikt!!

In december 1941 zijn de Duitsers klaar met dit 'kat-en-muis' spel. Ze ontbinden de Unie.

 

Vorderingen

Naarmate de oorlog langer duurt krijgen de Duitsers gebrek aan steeds meer dingen. Daarom gaan zij die ‘vorderen’, in beslag nemen.

Boeren moeten een deel van hun producten als vlees, boter, graan afstaan. Fietsen worden afgepakt als je ze niet voor je werk nodig hebt. Paul Bijnen (timmerman bij Van Mierlo) mag zijn fiets houden, maar hij moet dan wel op het vliegveld de Duitsers helpen de schade daar te herstellen.

De Duitse oorlogsindustrie heeft ook steeds meer gebrek aan ruwe materialen als koper en ijzer. Mensen moeten daarom potten, pannen en leidingen inleveren. Velen begraven die dan liever in de tuin. Zelfs de bronzen kerkklokken uit de Onze Lieve Vrouwekerk worden afgevoerd.

Nog in januari 1944 roept NSB-burgemeester Schregardus op tot het inleveren van ijzerdraad. Wanneer je dat niet doet, wordt het beschouwd als sabotage, schrijft hij. Je loopt dan het risico dat je gearresteerd en gevangen gezet wordt.

De mensen moeten ook hun radio inleveren. De Duitsers willen niet dat de mensen horen hoe het echt gaat in de oorlog. Veel mensen verstoppen hun radio om na donker heel zachtjes naar Radio Oranje te luisteren.

 

Arbeitseinsatz

In het jaar 1941 valt Duitsland Rusland binnen, waarbij miljoenen Duitse soldaten worden ingezet. Velen werkten in de fabrieken. Daarmee ontstaat er een probleem: er zijn nieuwe arbeiders nodig om de productie op peil te houden. De Duitsers besluiten gezonde mannen uit de bezette gebieden in te zetten voor arbeid. Dit staat bekend als Arbeitseinsatz.

Werken in Duitsland is gevaarlijk. Sommige dorpsgenoten zijn daar overleden, zoals Sjef Heinen. Hij komt om tijdens een explosie in de munitiefabriek. Of een zoon van Theunissen die in Duitsland aan tyfus overlijdt. Anderen komen erg verzwakt terug van hun Duitse werk.

Vrijwel niemand wil graag naar Duitsland, maar er is een uitweg: een vrijstelling. Deze wordt alleen verleend aan mensen met een onmisbaar beroep, zoals boer of bakker. Ook werknemers van grote bedrijven zoals Philips of de linnenfabriek in Waalre kunnen hier aanspraak op maken.

Voor anderen rest er slechts één optie: onderduiken.

 

Onderduiken

Onderduikers verdwijnen uit het openbare leven door zich te verschuilen op geheime plekken. Zoals op zolders, in kelders, of in boerderijen of afgelegen hutten in het bos. Ze moeten zich stilhouden om niet ontdekt te worden. Ze leven voortdurend in angst, maar het is vaak hun enige kans om te overleven. Soms kunnen onderduikers met valse documenten deel worden van een ‘pleeggezin’. De Duitsers zoeken regelmatig naar onderduikers, o.a. door huizen te doorzoeken.

 

Straatnamen

De Duitsers willen wel terugkijken naar onze heldhaftige geschiedenis. Maar niet naar de rol van de Oranjes, want koningin Wilhelmina spoort ons vanuit Londen regelmatig aan “den Mof op den kop te slaan”.

In februari 1942 willen de Duitsers alle herinneringen aan ons koningshuis weghalen. Dat betekent dat straatnamen moeten veranderen. De Wilhelminastraat wordt de ‘Hieronymus Boschweg’ en de Julianaweg de ‘Pieter Breughelstraat’. Die veranderingen zijn na de oorlog  weer ongedaan gemaakt.

 

“ne borrel kunde krijgen……”

Goede doelen mogen niet meer collecteren. Alleen de nazistische ‘Winterhulp’ mag dat. Ze geven voedsel en kleding aan mensen die het moeilijk hebben in de winter.

Maar er is wel een probleem: mensen die kritiek hebben op de nazi’s of die Joods zijn, krijgen geen steun. Dus de Winterhulp is niet eerlijk voor iedereen.

Ambtenaren moeten met een collectebus rondgaan. Als zij aanbellen bij mensen, krijgen ze vaak te horen: “ 'ne borrel kunde krijgen, maar geld voor de Winterhulp... da' witte wel!”

 

Klein Verzet

De meeste mensen zijn ongelukkig met de Duitse bezetting van Nederland. Maar slechts weinigen plegen actief verzet. Wel verstoppen ze spullen die ze moeten inleveren, zingen (zachtjes) liedjes, luisteren stiekem naar de radio, of doen een anjer in hun knoopsgat op de verjaardag van Prins Bernard. Maar dit verzet, hoe klein ook, geeft mensen hoop en een gevoel van saamhorigheid in donkere dagen.