Invoering Gezangen

Aan de psalmberijming van 1773 waren 13 “Enige gezangen” toegevoegd. Een aantal van deze gezangen hadden hun herkomst via Petrus Datheen van de Franse protestantse dichter Clément Marot uit het begin van de 16e eeuw.

In september 1805 komt er een bundel van 192 evangelische gezangen beschikbaar. Op 1 januari 1807 wordt deze bundel op last van de Generale Synode van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk, dus niet de Staten deze keer, ingevoerd.
De gezangbundelcommissie had voor allerlei gelegenheden een toepasselijk lied gezocht, of aanvaard wat één van haar commissieleden aanbood!. Het was een product doortrokken van de geest van de verlichting. Vol met woorden: deugd, Opperheer, Oppermajesteit, Oppermacht en Opperwezen. Juist die verlichtingsgezangen wekken grote ergernis. Al bevatte de bundel ook liederen als: “De Heer is God en niemand meer”, “Op bergen en in dalen, ja overal is God”, “Wie maar de goede God laat zorgen”, “Rust mijn ziel, Uw God is Koning” en “God enkel licht”.
Er volgen verhitte theologische discussies op haar verschijnen. De diepe breuklijnen op geloofsvisie binnen de kerk komen opnieuw naar boven. Breuklijnen met wortels uit de Dordtse Synode van 1618, de politieke ontwikkelingen van de afgelopen 25 jaar, de Franse tijd, en de invloed van het hele verlichtingsdenken binnen de kerk. De gezangenbundel wordt het symbool in de strijd tussen conservatief en progressief binnen de kerk. De gezangenkwestie is de opmaat naar de Afscheiding van 1834. De kerkpolitiek van die tijd heeft een zware erfenis nagelaten op de volgende generaties.

Wat betreft Rijssen…..
Over de invoering van de gezangen is noch in de notulen van de kerkenraad, noch in het Kerkenboek van de Collatoren melding gemaakt. Het is niet bekend wanneer de gezangenbundel in de erediensten van de Hervormde gemeente van Rijssen is ingevoerd. Dat deze is ingevoerd is zeker. In de afscheiding te Rijssen speelt deze een rol.