De kraamkamer van de boomteelt

Het ziet er allemaal makkelijk uit. Je knipt een takje van een plant, stopt het in de grond met een beetje groeimiddel en enige tijd later is het takje uitgegroeid tot een boompje. Of je zet een takje op een stammetje, garen eromheen, wondje dichtsmeren met entwas en…. groeien maar. Nog makkelijker: je snijdt een oog van een roos, zet ‘m op de huid van een onderstam, rubbertje eromheen, klaar is Kees. Dat is snel rijk worden. Althans, zo lijkt het. Niets is echter minder waar. Er liggen namelijk vele gevaren op de loer. Rottend stek, smucht, te weinig water, te veel water, te weinig lucht, teveel licht, te weinig licht, noem maar op. Vermeerderen, want zo heet dat, een is echt vak. Een kijkje in de kraamkamer.

Planten kunnen zich, eigenlijk net als mensen, op twee manieren voortplanten: de natuurlijke manier en geholpen door mensen. Boomkwekers kunnen uiteraard niet wachten op de natuurlijke manier. Die regelen de vermeerdering zelf. Officieel heet het dan ‘vegetatieve vermeerdering’. Je maakt daarbij een soort kopie van een plant in plaats van de bevruchting uit twee planten.

Stekken, zetten en oculeren

De belangrijkste manieren om te vermeerderen zijn stekken, zetten of enten en oculeren. Zetten is de Boskoopse term voor enten. Het zijn alle technieken die in de Boskoopse regio in de loop van de eeuwen zijn toegepast en verfijnd. In dit venster aandacht voor zetten of enten en voor oculeren. En deze staaltjes vakmanschap worden niet alleen beschreven, maar in de videofilmpjes ook getoond. De kwekers  Cor Streng (filmpje 2) en Dick de Bruijn laten zien hoe dit in z’n werk gaat.

Maar we beginnen bij het begin. Hoe is het ontstaan? En waar was dat? Precies weten we dat niet, maar in 1754 schreef Johann Herman Knoop dat de kunst van het enten eeuwenoud is. In zijn boek ‘Beschouwende en Werkdadige Hovenierskunst’ stelt hij dat de kunst van het enten meer dan 2000 jaren bestaat. Een hoogleraar van de Landbouwhogeschool meent zelfs dat de Phoeniciërs 1000 jaar voor de geboorte van Christus de kunst al machtig waren. Bron in beide gevallen: Boskoop vijf eeuwen Boomkwekerij van Aart Vuyk sr.

Al ver voordat er in de omgeving van het huidige Boskoop mensen gingen wonen, wist men elders in de wereld dus al hoe plantjes vermeerderd moesten worden. Hoe de kennis eeuwen later in deze omgeving werd verspreid, blijft onduidelijk.

Over de kunst van het vermeerderen zijn vele wetenschappelijke tijdschriften en boeken volgeschreven. Het lezen daarvan is niet altijd eenvoudig. Hieronder een poging om enten of zetten en oculeren in eenvoudige woorden op te schrijven. Voor de echte vakman is het waarschijnlijk onvoldoende of niet precies genoeg. Op voorhand excuses. De videofilmpjes met uitleg van echte vakmensen zijn een goed alternatief.

Zetten of enten

Bij vermeerdering door zetten of enten heb je een paar dingen nodig. Een onderstam, een takje of scheut van een plant, garen, een zetmes en een pannetje met entwas. En natuurlijk vakmanschap. Het takje of de scheut is van de soort die je wilt gaan vermeerderen. Deze wordt ook wel cultivar genoemd. Dat houdt in dat het een soort, kruising of variëteit is met de juiste eigenschappen. De onderstam is een zogenaamde wilde onderstam. Die is alleen de drager van het nieuwe plantje. De onderstam wordt gebruikt omdat het een krachtige ‘drager’ is wiens sappen het takje op gang moeten gaan brengen.

Met het zetmes worden de onderstam en het takje schuin afgesneden. Deze worden op elkaar geplaatst en met garen vastgezet. De wond wordt met entwas dichtgesmeerd. Dat is tegen het uitdrogen. Door de sappen van de onderstam gaat de cultivar groeien. Onderstam en cultivar vergroeien geheel. De entwas en het garen vormen daarvoor geen belemmering. Dit klinkt heel eenvoudig, maar het gehele proces is kwetsbaar en als je niet oppast dan is de uitval groot.

Oculeren

Deze methode van vermeerderen wordt vooral toegepast bij rozen. Hierbij wordt met een oculeermes het oog van een roos van het gewenste soort of variëteit gesneden uit een takje. Dit oog wordt geplaatst op een (rozen)onderstam. Dit gebeurt door twee snedes te maken in de onderstam en het oog uiterst secuur in deze snede wordt geplaatst. Vroeger werd de wond met behulp van raffia dichtgesnoerd, tegenwoordig wordt er een rubberen bandje aangebracht. Deze verteert vrij snel en het oog groeit dwars door het rubber heen.

Belangrijk is dat bij het plaatsen van het oog het cambium, de groene weefsellaag, niet beschadigd wordt of vervuild raakt. Deze moet namelijk het groeiproces op gang brengen.

Boomkwekers uit Boskoop, Reeuwijk en Hazerswoude hebben beide technieken over de hele wereld uitgeoefend. Dick de Bruijn en zijn vrouw Henny hebben bijvoorbeeld 45 jaar lang elk jaar een paar maanden lang Europa afgereisd om te oculeren. Benieuwd naar hun verhaal en dat van Cor Streng? Klik hier.

In vitro cultuur

Het romantische verhaal van de ambachtsman die probeert de natuur naar z’n hand te zetten, wordt langzamerhand vervangen door laboratoria en witte jassen. De boomkweker en zijn vakmanschap worden ingehaald door de toekomst. En deze toekomst heet in vitro cultuur. Daarbij wordt vermeerderd met behulp van een deel van een plant, bijvoorbeeld een deel van een wortel of een knop. Soms is zelfs een enkele cel voldoende. Er zijn verschillende technieken waarbij planten in feite worden gekloond of gekopieerd. Door cellen van verschillende planten samen te brengen, kunnen er zelfs nieuwe variaties worden gemaakt.   

Deze technieken worden toegepast in een strikt gereguleerde, steriele laboratoriumomgeving. Daar worden de kweekomstandigheden, de temperatuur en belichting per computer geregeld. Schimmels en bacteriën krijgen op die manier weinig kans om toe te slaan.

Onder welhaast industriële omstandigheden kunnen op een betrekkelijk simpele manier kunnen grote aantallen planten (miljoenen) worden vermeerderd.

De toekomst van de boomkwekerij wordt dus niet geschreven door eeltige knuisten, maar door steriele handen in plastic handschoenen. Buiten de Boskoopse regio.