Andries Copier

Leerdam en glas horen sinds 1765 bij elkaar

Andries Copier uit Leerdam is de grootste glaskunstenaar die Nederland ooit heeft gekend.

 

Anders dan andere ontwerpers probeerde hij niet alleen mooi glaswerk te bedenken, maar hij dacht ook na over de toepasbaarheid van het ontwerp en stelde zich vooral de vraag of zijn ontwerpen als warme broodjes over de toonbank zouden gaan. Met succes, want in bijna ieder huishouden staat nog wel ergens een glas naar een ontwerp van Copier. Het gildeglas, dat Copier in 1930 ontwierp en dat in de jaren dertig op de markt werd gebracht, was vanaf het begin een groot succes en wordt nog steeds geproduceerd.

Andries Copier werd geboren als oudste in een gezin van tien kinderen. Op dertienjarige leeftijd begon hij bij de Glasfabriek Leerdam als assistent-werkman op de etsafdeling, waarover zijn vader Gijsbert Copier de leiding had. De kleine Andries viel snel op. Ook directeur P.M. Cochius was onder de indruk van de tekentalenten van de jonge Copier. Nadat Andries Copier schilderlessen had gevolgd bij de vereniging "De Middenstand" in zijn woonplaats, studeerde hij op kosten van de fabriek aan de Vakschool voor de Typografie in Utrecht en later na werktijd aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam, waar hij voornamelijk les kreeg van de vormgever Jacob Jongert.

In de geest van zijn tijd observeerde Copier de natuur. Vanuit die achtergrond zocht hij naar nieuwe vormen. De bloesem van de smeerwortel inspireerde hem tot een prachtig servies en Perzisch glaswerk dat hij in een museum zag, bracht hem tot schitterende unica.

Immigranten
Leerdam, glas en Copier, ze horen bij elkaar. Met de komst van lutherse immigranten, de gebroeders Pilgram en hun zwager Jan Jurgen Meeder uit Weserbergland en de Harz afkomstig, kreeg Leerdam in 1765 een eerste flessenfabriek. Voor zij naar Leerdam kwamen, werkten zij al vele jaren op glasfabrieken in Isselt, Kralingen, Amsterdam en Edam. Vanuit Edam kwamen zij in Leerddam. De stichters kregen alle steun van de toenmalige overheid. Stadhouder Prins Willem IV, tevens graaf van Leerdam, stelde de grond voor de fabriek aan de Lingedijk gratis ter beschikking. Ook hoefde het bedrijf geen belasting te betalen. In de fabriek werden flessen van zwart glas gemaakt. Daarom werd dit bedrijf wel de Zwarthut genoemd.

Een halve eeuw later kwam er nog een flessenfabriek bij, die van de firma Grijns en Pelgrim. In 1875 kreeg Leerdam een derde glasfabriek. De eigenlijke naam van deze fabriek is Firma Jeekel, Mijnssen & Co. Omdat er voornamelijk wit glas werd gemaakt werd deze fabriek later in het spraakgebruik "Withut"genoemd. Glazen voor lantaarns, water- en later wijnglazen werden er gemaakt. Vanaf 1915 werden ontwerpers aangetrokken zoals Andries Copier, die met de Vereeniging van Nederlandsche wijnhandelaren het gildeglas ontwierp. De kelk van dit glas wordt gezien als de designtopper van de twintigste eeuw. In 1949 volgde Floris Meydam Copier op als hoofdontwerper. Meydam ontwierp talloze serviezen, gebruiksartikelen en verpakkingsglas.

Royal Leerdam
Leerdams glas ging de hele wereld over. Aanvankelijk werkte men voor de Engelse markt, voor Zuid-Amerika en Mexico, alsmede voor enkele overzeese klanten van Hamburgse en Parijse agenten. Na de oorlog zou het glas onder de naam Royal Leerdam - de drie fabrieken die toen al waren samengegaan in één onderneming die in 1953 het predicaat koninklijk kreeg - wereldberoemd worden. Om aan de grote vraag te voldoen namen in 1958 machines deels het werk van de glasblazers over.

In het Nationaal Glasmuseum in Leerdam is een omvangrijke collectie glas, van de oudheid tot heden, maar met het zwaartepunt op de ontwikkeling van het Leerdamglas, te bezichtigen.