Overstroming van 1726

Dijken braken en 33 keer lag het land onder water

't Gejammer der vrouwen, 't geween der kinderen, 't geroep en geklaag der mannen, 't loeien der beesten vervulden deze landstreek alom', schreef een Alblasserwaarder na 7 februari 1726. Een overstroming had huizen, schuren, keten en hooibergen weggeslagen. Hele dorpen zoals Wijngaarden, Brandwijk en Goudriaan stonden tot aan de daken onder water. Ondanks de hoge dijken, de diepe watergangen, sluizen en de tientallen molens overstroomden de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden tussen 1373 en 1953 maar liefst 33 keer.

De gevolgen waren groot. Niet alleen huizen spoelden weg, zoals in Papendrecht, dat in maart 1741 eenentwintig woningen verloor, ook boerderijen liepen onder, akkers en weilanden stonden blank, vee verdronk. De gaten in de dijken moesten worden gedicht. Geld om de dijken te herstellen ontbrak vaak. Om het gat van 160 meter te dichten dat tijdens de Allerheiligenvloed in 1570 in de Merwededijk bij Papendrecht was geslagen, sprong koning Filips II bij. Hij schold de bewoners de 3585 pond aan belastinggeld kwijt om de klus te klaren. Klei en zand werden aangevoerd, molens draaiden overuren. Vaak lukte het, maar soms konden de molens de immense watermassa niet aan. Dan groeven de bewoners hulpgaten, waardoor het water kon weglopen.

Na een overstroming kon de wanhoop groot zijn, zoals op 11 februari 1571. Drie maanden na de Allerheiligenvloed brak de dijk opnieuw. Vee verdronk, huizen en goederen waren weg. De getroffen bewoners zagen het niet meer zitten. Laat de Alblasserwaard maar 'drijven', opperden ze uit wanhoop. En dan waren er nog kooplieden die misbruik maakten van de narigheden, zoals na de overstroming van 1658. Er lagen ijsdammen in de rivier en bij Hardinxveld waren dertien gaten in de dijk geslagen. De hele Alblasserwaard was veranderd in een binnenzee. Vee dat niet was verdronken, had voer nodig, maar ook de hooivoorraad was weggespoeld. Veekopers waren er snel bij om tegen veel te lage prijzen de koeien op te kopen.

Sneeuw
In 1709 stond het land zes tot acht voet onder water, in 1726 na zware sneeuwval vier voet. In de winter van 1740 / 1741 bleef van de dorpen Bleskensgraaf en Ottoland weinig over. Op zondag 29 januari 1809 tenslotte steeg het water met het uur. Laat in de middag brak de Diefdijk bij Kedichem door. Van de Merwededijk bij Hardinxveld was de halve kruin weggeslagen. De kerkklokken luidden. Schepen werden over de dijk gezet om de mensen te redden. Het vee werd in Dordrecht ondergebracht.

Verzakking
Niet altijd waren de overstromingen het gevolg van een te hoge waterstand. Ook door een verzakking van het dijklichaam kon een gat ontstaan. Die verzakkingen kwamen voor op plaatsen waar de dijk op een slappe ondergrond was aangelegd. Onder invloed van doorsijpelend rivierwater, de zogenaamde kwel, zakte de dijk in elkaar.
Drie maal werden de dijken doelbewust doorgestoken. In 1574 deden de Geuzen dat om de Spanjaarden te verdrijven. In 1672, het Rampjaar, stak veldmaarschalk Wirtz de dijk door. Met succes. Tot twee keer toe weerstond het leger van Wirtz een aanval van de Fransen. In de Tweede Wereldoorlog staken de Duitsers de dijken door om de geallieerde legers tegen te houden.