Drinkwater en watertorens

Het probleem met rijksmonumenten...

Drinkwater is een eerste levensbehoefte en je zou verwachten dat dit 150 jaar geleden zonder de milieuproblemen van nu onbeperkt aanwezig was. Maar mooi niet dus. De kwaliteit van het drinkwater in de Zwijndrechtse Waard was in de negentiende eeuw zo belabberd dat je er doodziek van werd.

Men haalde drinkwater vooral uit de sloten. De huizen beschikten nog niet over riolering en de ‘privaten’ liepen meestal af in diezelfde sloot. Daar kwam nog eens bij dat de vlaswerkers het vlas van eind juli tot eind september in de sloten lieten ‘roten’. Bij warm weer veroorzaakte het slootwater dan ook een verpestende stank. De vis stierf massaal en het water was eigenlijk niet drinkbaar. Bij regenval liepen de rootsloten vaak over, waardoor ook andere waterlopen, zoals de Waal, werden verontreinigd.

Cholera, tyfus en dysenterie
Dat deze ziekten door bacteriën in het drinkwater worden veroorzaakt, was toen nauwelijks bekend. In 1832 werd voor het eerst cholera in Nederland geconstateerd. De eerste symptomen van de door een bacil veroorzaakte ziekte cholera zijn diarree en misselijkheid. Een cholerapatiënt kan al na 24 uur zodanig uitgedroogd raken, dat hij komt te overlijden. In het midden van de negentiende eeuw overleden er alleen al in Hendrik-Ido-Ambacht 111 personen aan cholera. Daarnaast maakte een tyfusepidemie ook nog eens tientallen slachtoffers. Kortom, er moesten rioleringen en drinkwaterleidingen komen.

Watertorens
In 1897 verrees er aan de Oude Maas in Zwijndrecht een 41 meter hoge watertoren met een ijzeren reservoir van 220 kubieke meter. Aanvankelijk had de toren een markante kap, maar die werd in 1964 verwijderd, omdat de steunbalken slecht waren. Bij de watertoren waren bezinkbakken die dienden om het rivierwater uit de Oude Maas te filteren, voordat het naar het reservoir in de toren werd gepompt. In 1956 werden de bezinkbakken overbodig, omdat men overging op grondwater.

In 1900 werd op verzoek van Hendrik-Ido-Ambacht een gedeelte van het dorp aangesloten op het waterleidingnet van Zwijndrecht. Omdat de capaciteit van de Zwijndrechtse watertoren al snel onvoldoende bleek te zijn, gaf Hendrik-Ido-Ambacht in 1911 Visser & Smit de opdracht voor de bouw van een eigen watertoren aan de Veersedijk. De toren werd 31,5 meter hoog en kreeg een waterreservoir van 225 kubieke meter. Nadat de watertoren buiten gebruik was gesteld, wilden deskundigen in 1995 dat de markante blikvanger behouden zou blijven en op de monumentenlijst zou worden geplaatst.

Een gemeenteraadslid merkte droogjes op dat de functie als ‘blikvanger’ vanuit de drie jaar eerder aangelegde verkeerstunnel onder de Noord discutabel was. Goed argument, vonden zijn collega’s, die het behoud toch al wat duur vonden. En dus ging de (net niet) monumentale watertoren zonder pardon tegen de vlakte.

En Zwijndrecht?
In Zwijndrecht hebben ze dat tot nu toe beter gedaan. De watertoren aan de noordoever van de Oude Maas is beeldbepalend en wordt als rijksmonument beschermd. Sinds 2000 wordt hij niet meer als zodanig gebruikt en liggen er plannen voor herontwikkeling van zowel de toren als het omliggende terrein. In 2018 heeft de toren een nieuwe ‘kroon’ gekregen, die een panoramisch uitzicht biedt op het historische waterfront van Dordrecht.

Maar ook dit rijksmonument loopt het gevaar geslachtofferd te worden voor ambitieuze omgevingsprojecten, waarbinnen vooral hoogbouw de beeldbepalende waarde die de watertoren al ruim 120 jaar heeft danig kan aantasten. Zowel buurtbewoners als verontruste Dordtenaren zijn not amused over dergelijke bouwplannen. De laatsten dreigden zelfs om desnoods hun Grote Kerk en Groothoofdspoort af te breken, zodat Zwijndrecht een koekje van eigen deeg krijgt.