Jagers

Verzamelen en jagen door de tijd

Miljoenen jaren lang was het te koud om te wonen in de omgeving waar nu de gemeente Borger-Odoorn ligt. Het was het tijdvak van de ijstijden, ook wel Pleistoceen genoemd. Geologen denken dat er meer dan twintig ijstijden zijn geweest. Pas toen het wat warmer werd, verschenen de eerste mensen in Drenthe.

Wat doen al die keien hier?

Gedurende een ijstijd werd het heel koud en soms was onze streek lange tijd bedolven onder een grote massa ijs. Tijdens de één na laatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, was Drenthe bedekt door een kilometer dik pak ijs. Toen het ijs verdwenen was, was het vlakke landschap veranderd in een gebied met heuvels en rivierdalen. Dit gebied noemen we nu de Hondsrug en hier wonen wij. Ook bleven er een heleboel grote en kleine keien achter samen met leem en vuursteen. Als je goed oplet zie je ze overal liggen, bijvoorbeeld op het erf van een boerderij, bij een parkeerplaats, verwerkt in de keienwegen of als hunebed.

Mammoeten op de Hondsrug

Na het smelten van het ijs van de een na de laatste ijstijd kwamen de mammoetjagers naar dit open landschap. De Hondsrug was in die periode een toendra, een grote vlakte zonder bomen, waar een koude wind waaide. Over deze toendra zwierven mammoeten met enorme slagtanden, wolharige neushoorns en grottenleeuwen. Groepen neanderthalers, ook wel mammoetjagers genoemd, trokken met deze kuddes mee. Zij jaagden met speren op de mammoeten. Als ze een mammoet gedood hadden, aten ze het vlees op. Kun jij bedenken wat ze deden met de vacht en de botten van het dier? Toen de mammoeten verdwenen, trokken ook de jagers verder. De vuistbijl van Drouwen, een soort Zwitsers zakmes, is het bewijs dat deze mammoetjagers in onze gemeente rondliepen.  

Rendierjagers

Ongeveer 15.000 jaar geleden, aan het eind van de laatste ijstijd, kwamen de rendierjagers deze kant op. We weten dit omdat ten oosten van Borger, in de Mandelanden, sporen in de bodem gevonden zijn van jachtkampjes waar deze jagers tijdelijk verbleven. Ze maakten hutten van takken en bedekten die met huiden. De rendierjagers jaagden met pijl en boog op rendieren en andere beesten. Ze maakten wapens en werktuigen van vuursteen.

Jagers in het bos

Op de kale toendra konden toen de laatste ijstijd voorbij was en de temperaturen stegen, bomen groeien. De bomen groeiden uit tot grote bossen en er kwamen steeds meer dieren en planten. De rendierjagers trokken met de rendierkuddes naar het noorden waar het nog koud was. In onze omgeving kwamen nieuwe groepen jager-verzamelaars. Deze mensen leefden van het jagen op wild en vogels, van vissen, en van het verzamelen van bessen, zaden, noten, vruchten en wat verder maar eetbaar was. Ze gebruikten het bos als supermarkt, maar ook als apotheek en bouwmarkt. Ze maakten gereedschappen van vuursteen, hout en been. Zij leefden in eenvoudige hutten en bleven nooit lang op dezelfde plek wonen. Het duurde nog heel lang voordat er mensen kwamen die besloten zich op een vaste plek op de Hondsrug te vestigen, dit waren boeren.