De Mortel

Welk gehucht groeit uit tot een dorp, welk gehucht blijft een gehucht of verdwijnt zelfs?

De Mortel

Welk gehucht groeit uit tot een dorp, welk gehucht blijft een gehucht of verdwijnt zelfs? Het antwoord op die vraag zit verscholen in de kleine wendingen van de geschiedenis, zoals de aanleg van een weg waardoor ergens een kruispunt ontstaat, of een kleine klimaatverandering waardoor mensen naar de beekdalen trekken of het juist hogerop zoeken. Er zijn diverse mogelijkheden. In de reeks van gehuchten rond Gemert telde De Mortel al vroeg mee. De familienaam “Van de Mortel” komen we al in de 14e eeuw tegen. Mortelse toponiemen ook: Hemelrijk, de Paesche Hoeve, de Bleek, de Sprink, de Ren, de Hongerkamp, de Quade Mortel en de Smacht. Duitse Orde-goederen als Ter Eiken, Nieuwenhuis, Hazelbos, Milschot en de Hoge Aarle geven aan dat De Mortel méételde. Daar is nog een bewijs voor: de aanwezigheid van een kapel, waarvan de bouw kort na 1636 aanving. De kapel was toegewijd aan Sint-Antonius. Deze heilige, als patroon tegen de pest, werd na de pestepidemie van 1636 meer dan ooit aangeroepen en de overlevenden hebben uit dankbaarheid de kapel gebouwd. Wel heel langzaam – de bouw lag vaak meerdere jaren stil. Pas in 1689 vond de oplevering plaats, bezegeld door het ophangen van de klok, die overigens nog steeds wordt bewaard.
Om een idee te geven van de toenmalige bevolkingsdichtheid: in 1735 stonden in de gehuchten De Mortel, Hoge Aarle en Milschot in totaal zeventig huizen.
In 1848 legde de rector van de kapel, Jacobus Corstens, de eerste steen voor een nieuwe kerk. En zo kon in 1861 het rectoraat tot parochie worden verheven. Het waterstaatskerkje uit 1848 werd in 1904 vervangen door een nieuwe kerk. In dat jaar hebben korte tijd twéé kerken in De Mortel gestaan, met de pastorie daartussen geklemd.
Al vanaf 1805 werd De Mortel opgestoten in de vaart der volkeren dankzij de aanwezigheid van een schooltje, dat in 1880 werd opgevolgd door een steviger gebouw, dat de naam van ‘school’ ook echt waardig was. Ook konden de Mortelnaren in hun eigen dorp naar de molen gaan, gebouwd met de stenen van de in 1904 afgebroken kerk. Deze “Sint-Victor” heeft het tot 1950 volgehouden. Tegenwoordig staat in de dorpskern een beeld van de Gemertse kunstenaar Toon Grassens. Het heet “De berenleider” en verwijst naar het feit dat De Mortel ‘iets’ met varkens heeft; de veehouderij is een belangrijke economische pijler. De Mortelse carnavalsvereniging heet niet voor niets “De Krulstarte”.
Een markant punt bevindt zich ongeveer een kilometer buiten het dorp. Aan de Hemelsbleekweg staat een 128 meter hoge toren, ooit bedoeld als straalverbindingstoren, in het dorp aangeduid als ‘De Wortel van De Mortel’. Vogelliefhebbend Nederland kijkt in het broedseizoen via een webcamera naar het paartje slechtvalken dat al een paar jaar in het topje van de toren nestelt.
Eind 2019 telde De Mortel 1600 inwoners. In het verenigingsleven ontmoeten zij elkaar vaak bij voetbalclub MVC, fanfare Sint Lucia of de tennisvereniging. Veel activiteiten vinden plaats op de dorpsweide met daarop een achthoekige kiosk en in het belendende multifunctionele activiteitencentrum “De Sprank”. De bebouwde kom wordt dan ook gemarkeerd met borden met de tekst: De Mortel, een (h)echt dorp.