Eindelijk een brug!

Niels zit in de vijfde klas van de lagere school in Sleeuwijk. Het is mei 1959 en het zijn de laatste weken voor de zomervakantie. Er is nog veel te doen op school. Niels is er met zijn gedachten niet bij. Hij droomt. Niet van de vakantie, maar van een meisje. Een heel leuk meisje, met lange donkere haren en ogen zo blauw als de zee. Niels is verliefd! Zijn vriendjes plagen hem er een beetje mee, maar ze hebben ook wel medelijden met hem, want zijn meisje woont niet naast de deur. Of eigenlijk ook weer wel. Er ligt alleen een rivier, de Merwede, tussen hem en zijn vriendinnetje. Niels baalt daar van. Hij heeft geen geld om steeds met de pont over te varen en dus ziet hij haar maar heel soms. Op zaterdagmiddag gaat hij wel eens naar het strandje aan de rivier en staart hij dromerig voor zich uit. Dan hoopt hij maar dat zijn vriendinnetje aan de overkant staat en dat hun gedachten boven de rivier samen komen. ‘Was er maar een brug!’, verzucht Niels, ‘dan kan ik naar haar toe als ik wil. Er wordt al zo lang over gepraat. In het zuiden van het Land van Altena ligt al lang een brug bij Keizersveer. In de oorlog was die kapotgeschoten, maar daarna weer gemaakt.’ Niels heeft wel eens gehoord dat er al lang voor de Tweede Wereldoorlog ook plannen waren om in het noorden bij Sleeuwijk een brug te bouwen. Door de oorlog is het er niet van gekomen. Maar nu is het al bijna twintig jaar later en is ie er nog steeds niet. Terwijl het steeds drukker wordt met auto’s. Er wordt al wel hard gewerkt aan een snelweg, de A27 door het Land van Altena, maar die brug die komt er maar niet.

Gelukkig gaat Niels, ondanks de vlinders in zijn buik, over naar de zesde klas. De juf zegt dat hij in het laatste jaar op de lagere school vast minder tijd heeft om te dromen. Niels trekt zich er niets van aan. Zijn gedachten zijn bij de blauwe ogen van zijn vriendinnetje en bij de brug, want eindelijk wordt er gebouwd! Niels gaat bijna elke dag wel even naar het strand om te kijken. Hij ziet hoe midden op de rivier palen worden geheid om de pijlers van de brug te ondersteunen. Bootjes met bouwvakkers varen af en aan. Wat gaat het werk toch langzaam! Het is ook erg ingewikkeld. Heien in een brede rivier met een sterke stroming is een vak apart. Maar toch, de brug krijgt vorm. Als je vlakbij de pijlers gaat staan, zie je pas goed hoe enorm groot de brug eigenlijk wordt. 

Als Niels in 1960 van school gaat, wordt er nog steeds gebouwd. 780 meter lang wordt de brug en de dubbele bogen zijn uniek in Nederland. Met enorme bouwkranen worden de delen op hun plaats gehesen. Niels ziet de bogen elke dag groeien. Hij kan niet wachten tot het zover is. De mensen in het Land van Altena vinden het vooral makkelijk en snel als ze niet meer op de pont hoeven te wachten. Dan is het Land van Altena ook in het noorden eindelijk geen ‘eiland’ meer. Voor Niels is de brug veel meer dan dat: het is de lang gedroomde snelweg naar zijn vriendinnetje. 

Op 15 maart 1961 is het dan zo ver. De kranten staan er vol van. Het is groot feest in het Land van Altena, want koningin Juliana komt de brug openen. De burgemeester van Werkendam heeft de schoolkinderen opgeroepen naar de brug te komen om de koningin te verwelkomen. Die boodschap is voor Niels niet tegen dovemansoren gericht. Want hij is op zoek naar zijn eigen prinses. Hij is niet de enige die komt kijken. Er zijn bijna 2500 kinderen op de brug! Maar toch, daar midden op de brug, tussen alle andere schoolkinderen ziet Niels haar meteen. Zijn vriendinnetje van de overkant is ook gekomen om de opening te vieren, maar vooral om Niels te kunnen zien. En nog voor de koningin het lint kan doorknippen, vliegen ze elkaar in de armen. En daar hoog op de brug, uitkijkend over Gorinchem, Sleeuwijk en Woudrichem in de verte, bijna zwevend boven het water, voelen ze zich even koning en koningin van de wereld.