Maria van de heilige Mariapolder

Het dorp Hank is nog niet zo heel oud. Tenminste, als je het vergelijkt met de andere dorpen in ons gebied. Hank is ontstaan vanuit het dorp Dussen. Vanuit dit dorp wordt al in de 17e eeuw land ingedijkt. Rijke mensen steken geld in wat de Nieuwe Dussense of Zuid-Hollandse polder wordt genoemd. Ze proberen geld te verdienen aan de nieuwe landbouwgrond. De eigenaren verhuren de grond aan kleine boeren. Zoals de vader van Maria Verschoor. Die moet alles op alles zetten om een goede oogst binnen te halen. Er komen steeds meer mensen wonen in de polder, vooral aan de Buitendijk. Mensen die uit het zuiden van Brabant komen. De wegen waarover ze komen zijn slecht. Ze reizen vooral over de dijken. Als het flink regent en de dijken zwaar zijn van het water, zijn het barre tochten. Wie bij de Buitendijk woont, is ver weg van de bewoonde wereld. Er is geen school, geen kerk, alleen wat ver uit elkaar staande huizen, die vaak armoedig zijn. De hele week wordt er gewerkt. De vader van Maria werkt op het land en bij het vee. Haar moeder doet de huishouding en zorgt voor Maria en haar broertjes en zusjes. Wat bijzonder is; de bewoners van dit nieuwe land zijn katholiek, terwijl in de andere dorpen in het Land van Heusden en Altena de meeste mensen naar een protestantse kerk gaan.

Eén dag in de week wordt er niet gewerkt. Niet dat je op die dag kunt uitslapen. Ook dan staat de wekker al vroeg om op tijd in de kerk in Dussen te kunnen zijn. Maria moppert als ze haar bed uit wordt geroepen. Het is anderhalf uur lopen vanaf De Hang, zoals Hank in die tijd wordt genoemd. Als de zon schijnt, vindt Maria het nog wel gezellig. Maar als het regent … dan sjok je over modderige dijken, zonder ontbijt, want in de kapel moet de communie nuchter (met een lege maag) worden ontvangen. En dan weer anderhalf uur terug. Daar heeft Maria pas echt een hekel aan, want je voelt je zo slap als een vaatdoek. 

Er komen steeds meer mensen in De Hang wonen. Het worden er zoveel dat wordt nagedacht over een eigen kapel en een eigen kapelaan. De meeste mensen kunnen maar weinig geld missen, maar er zijn ook een paar gulle gevers. Vooral de steenrijke dames Johanna en Adriana Stael geven veel geld waarmee goede dingen worden gedaan. Eerst wordt in Dussen een ‘Liefdegesticht’ gebouwd. Maria gaat er ook naar toe. Het is een school waar nonnen lesgeven in taal en handwerken. De juf van Maria heet zuster Isadora. Maria’s jongste broertje gaat er vlakbij naar het bewaarschooltje, een school speciaal voor kleuters. 

In 1861 zijn de plannen klaar om in Hank een kapel te bouwen. En weer komen de dames Stael op de proppen. Zij steken veel geld in de bouw van een kerk en een pastorie, waar de pastoor kan wonen. Johannes Lips wordt de eerste pastoor van Hank. In het begin heet de parochie: Roomsch Katholieke Gemeente de Polder van Dussen. Twee jaar later verandert de naam. De mensen van Hank willen een eigen naam. Als zuster Isadora in de klas vertelt wat die naam is geworden, glundert Maria. Vanaf 1863 is er in Hank een kerk met de naam ‘Heilige Mariapolder’, onder bescherming van Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen. Maria weet heus wel dat de kerk niet echt naar haar vernoemd is, maar naar Maria, de moeder van Jezus. En toch vindt ze het leuk, omdat zij ook Maria heet.