AOW-invoering

De Algemene Ouderdomswet werd in 1956 ingevoerd

De Algemene Ouderdomswet werd in 1956 ingevoerd. Je hebt recht op deze uitkering als je met pensioen bent. De AOW wet is een vervolg van de Noodwet Ouderdomsvoorziening en uiteindelijk werd het dus de AOW. Er waren een paar eerdere voorgangers van de wet.

De AOW werd ingevoerd in 1956. De eerste jaren werd het betaald door het omslagstelsel. Dit werkte niet altijd even goed. Er kwam een dan een tekort aan geld en die moest de overheid zelf extra betalen. In 1998 bleef het percentage op 17,9 procent. In 2001 ging de premie niet meer over de inkomsten en uit vermogen. Sinds 2002 liep het tekort met elk jaar op. Door het tekort moet er meer belasting binnen komen om het aan te vullen. De vergrijzing bleef tot 2008.

Ko Suurhoff, de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid introduceerde de AOW in 1956. De AOW is de opvolger van de Noodwet Ouderdomsvoorziening die Willem Drees in 1947 invoerde. 

In 1889 kwam er een inkomensverzekering door Otto van Bismarck. Deze was tegen inkomstenderving door ouderdom, ziekte of invalide. De AOW-leeftijd was hier 70 jaar. Een paar jaar later werd dit 65 jaar. 

In het systeem van Bismarck hangt de uitkering af van het inkomen en in het systeem van William Beveridge uit het verenigd koninkrijk is de uitkering voor iedereen hetzelfde. Deze twee systemen worden nog steeds gebruikt. Kijk bijvoorbeeld naar de uitkering voor gehuwden en samenwonenden is het per persoon lager dan mensen die alleen wonen.

Veel veranderingen in het AOW hebben nog steeds veel te maken met wat we nu hebben. Het wordt via de belasting betaald. De AOW die in 1956 werd ingevoerd hebben we nu nog steeds, we hebben ervaringen op gedaan met voorgangers. De AOW wet was een opvolger van de Noodwet Ouderdomsvoorziening.