Rond het jaar 400 stortte het Romeinse Rijk in en vluchtten de Romeinen weg uit West-Europa. Daarbij namen ze een heleboel kennis met zich mee. Zo'n 400 jaar later kwam Karel de Grote aan de macht. Hij probeerde op allerlei manieren weer terug te keren naar de tijd van de Romeinen. Daarom noemen we deze periode ook wel de 'Karolingische Renaissance'.
Karel de Grote (742-814)
Karel de Grote kan om twee redenen 'de Grote' worden genoemd. Enerzijds was hij - in letterlijke zin - gewoon groot van gestalte. (Hoewel je dat misschien niet zou verwachten als je hoort dat zijn vader 'Pepijn de Korte' heette. Maar van de andere kant heette zijn moeder 'Bertrade met de grote voeten'. Karel leek waarschijnlijk dus op zijn moeder.)
Maar Karel's succes als krijgsheer en zijn vele veroveringen zijn minstens even belangrijk. Zijn Rijk strekte zich uit van Nederland tot Noord-Italië en van Zuid-Frankrijk tot Duitsland.
In 768 werd hij 'koning der Franken' en in 800 zelfs Keizer van het Heilige Roomse Rijk. Die naam verwijst niet toevallig terug naar die van het oude 'Romeinse Rijk'. Het westelijke deel daarvan bestond sinds 476 niet meer. Karel had de ambitie om als nieuwe keizer dat oude Romeinse Rijk weer te herstellen.
Kloosters
Inmiddels was het Christendom wijd verbreid in het Frankische Rijk. Overal ontstonden kloosters. Mede op initiatief van Karel de Grote begonnen de kloosters met het kopiëren van klassieke en christelijke teksten. Zo kon de kennis die sinds het einde van het Romeinse Rijk verloren was gegaan, opnieuw ontdekt en verspreid worden. Ook liet hij in de kloosters scholen oprichten zodat leerlingen les konden krijgen hierin. Gaandeweg werden de kloosters dan ook centra van geloof, onderwijs, cultuur en wetenschap.
Van palts naar palts
In een tijd waarin communicatiemiddelen nog grotendeels ontbraken was de beste manier om je rijk te besturen, gewoonweg op zo veel mogelijk plekken je gezicht laten zien. Op die manier vergaten je onderdanen niet wie de baas was.
Om die reden had Karel de Grote overal in zijn rijk zogenaamde paltsen. Dat waren een soort voorlopers van de latere kastelen. Het waren landgoederen met enkele stenen hoofdgebouwen.
De palts in Aken
Naarmate Karel ouder werd en hij het vele gereis toch wel in zijn botten begon te voelen, bleef hij vaker en vaker in zijn favoriete palts in Aken. De driehoek Aken-Maastricht-Luik was toch al zijn thuisbasis. Vanaf 794 groeide de palts van Aken uit tot de belangrijkste residentie van Karel de Grote. Twee jaar later liet hij er een achthoekige paleiskapel bouwen. Als onderdeel van de Dom van Aken is dit nog steeds het belangrijkste monument van de Karolingische bouwkunst.