Het Belvédère-mes

Neushoornvlees

Zo'n 250.000 jaar geleden leefden er al mensen in Limburg. Geen mensen zoals wij, maar onze voorgangers. Dat ze hier in het gebied dat we nu Limburg noemen hebben rondgezworven, concludeerden archeologen uit vondsten van vuurstenen werktuigen.

Het Belvédère-mes

De belangrijkste archeologische vindplaats uit de Oude Steentijd - het Paleolithicum - is de lössgroeve Belvédère, vlakbij Maastricht. In de jaren 80 van de vorige eeuw vonden archeologen op een diepte van 8 meter onder het maaiveld verschillende kampplaatsen van prehistorische mensen. Daarbij werden zowel vuurstenen werktuigen als dierlijke botten gevonden.

Vuursteen werd gebruikt om bijlen, messen en speerpunten van te maken. Een spectaculaire vondst was die van een vuurstenen mes tussen de botresten van een jonge steppeneushoorn. Microscopisch onderzoek toonde aan dat dit mes daadwerkelijk gebruikt is voor het slachten van de neushoorn.

Wie waren deze mensen?

Wie de mensen die deze vondsten hebben achtergelaten precies waren, weten we niet. Er zijn geen menselijke botresten gevonden die hierover uitsluitsel zouden kunnen geven. Voor de Neanderthalers zijn de vondsten te oud en voor zijn voorganger - de Heidelbergmens - zijn ze aan de late kant. Hoe dan ook, het zijn in ieder geval voorgangers geweest van de huidige mens: de Homo sapiens.

Wat wel vast staat is dat het 'jagers-verzamelaars' waren. Ze woonden niet op een vaste plek, maar trokken als nomaden rond door het landschap. Daarbij leefden ze - hun naam zegt het al - enerzijds van de jacht op dieren als herten, reeën, bosolifanten en steppeneushoorns. En anderzijds verzamelden ze eetbare planten, wortels en vruchten. Ze deden ook aan visvangst.

Vondsten uit de laatste ijstijd

Zo'n 80.000 jaar geleden kwamen er weer prehistorische mensen langs op de plek van de latere Belvédère-groeve. Ze zaten midden in een ijstijd - een periode van zo'n 100.000 jaar - waarin de temperatuur flink lager lag dan nu. Het landschap bestond uit een steppe, waarover wolharige neushoorns, mammoeten, rendieren en paarden rondtrokken.

Dit was de tijd van de Neanderthalers die een kleiner en gespierder lichaam hadden dan wij. Daardoor konden ze onder andere beter hun lichaamstemperatuur op peil houden.