De Gelderse adel

Leden van een bevoorrechte stand

Adel speelt van oudsher een overheersende rol in Gelderland. Door het bezit van kastelen, huizen, landgoederen, heerlijkheden en door het uitoefenen van talrijke functies op lokaal, gewestelijk en nationaal niveau wist zij in de loop der eeuwen een vooraanstaande rol te verwerven.

De adel - vooral die van protestantse huize - had allerlei voorrechten. Door het bezit van jachtrechten, veerrechten, visrechten en tiendrechten hadden edelen vaak een dominante positie in hun directe woonomgeving. Tijdens de Bataafse Revolutie in 1795 werd de adel afgeschaft en alle bijzondere rechten vervallen verklaard. Maar niet voor lang. In 1814 kwam koning Willem I de adel tegemoet door het herstel van de provinciale ridderschappen en de meeste heerlijke rechten; meer dan de helft van de Provinciale Staten was van adel. Tot 1850 was driekwart van de Gedeputeerde Staten van adel. In veel dorpen zette de adellijke familie zich, vaak met eigen middelen, in voor een goed functionerend dorpsleven.