Utrechtse burgeroorlog

Na het overlijden van Karel de Stoute in 1477, hertog van Bourgondië en graaf van Holland, komen de tegenstanders van de Bourgondiërs openlijk in verzet. In de stad Utrecht komen zij aan de macht en moet Karels halfbroer bisschop David van Bourgondië de stad ontvluchten.

De burgeroorlog die volgt bereikt in de jaren 1481-1483 zijn hoogtepunt. De meeste edelen rond Vleuten staan aan de zijde van de stad Utrecht. Frederik Utenham, heer van Den Ham, blijft trouw aan de bisschop. Hij is berucht om zijn hardhandige optredens tegen de bevolking. Na een belegeren van 10 weken nemen de Utrechtse troepen kasteel Den Ham in en slopen het. Frederik Utenham blijkt daar helemaal niet meer te zijn; hij heeft zich verschanst op kasteel Nijenrode (Breukelen). Als de Utrechters ook dat kasteel veroveren, nemen zij Frederik gevangen en voeren hem naar Utrecht, waar hij op het Catharijneveld wordt onthoofd.

De Haar gesloopt
In diezelfde tijd organiseert Dirk van Zuylen, eigenaar van de kastelen De Haar en Harmelen, strooptochten op het platteland. Ook is hij betrokken bij de inname van Vianen. In 1482 keren de kansen. In juli belegeren de Hollandse troepen kasteel De Haar, dat zich snel overgeeft. Om te voorkomen dat de kasteelheer in de toekomst opnieuw het platteland onveilig kan maken, wordt het kasteel in brand gestoken en slopen burgers van Woerden de restanten van het huis. Pas twintig jaar later krijgt Steven van Zuylen het familiebezit terug. Hij laat kasteel De Haar herbouwen.