Het zwarte goud

De petrochemische industrie

Het zwarte goud, de dikke vloeibare aardolie, was een van de producten die Rotterdam in 1962 tot de grootste haven van de wereld maakten. De opmars van olie begon 100 jaar eerder. Shell was er snel bij en bouwde de eerste raffinaderijen in Charlois. Omdat de olieschepen en opslagtanks steeds grote werden, verplaatste de olie-industrie zich steeds verder naar het westen. Inmiddels liggen fossiele brandstoffen onder vuur omdat zij sterk bijdragen aan klimaatverandering. Het ‘zwarte goud’ heeft zijn glans verloren.

Olie en de haven
In 1862 werden de eerste vaatjes olie nog opgeslagen in een oud pakhuis aan de Boompjes. Vanwege het brandgevaar verhuisde de olieopslag naar zuid. Zo vormde de Sluisjesdijk in Charlois tot 1930 het hart van de Rotterdamse olieverwerkende (petrochemische) industrie. Daar werd de aardolie verwerkt tot benzine en allerlei kunststoffen. Er stonden loodsen, opslagtanks en werkplaatsen, onder meer van de voorganger van Esso. Op de kop zat de raffinaderij van de voorloper van Shell, die ruwe olie uit Nederlands-Indië zuiverde voor verdere bewerking. In de 20e eeuw verschoven de olieopslag, de raffinaderijen en de olieverwerkende industrieën steeds verder naar het westen.

Alsmaar groter
Voor de aanleg van de petroleumhaven bij de Vondelingenplaat lijfde Rotterdam de dorpen Pernis en Hoogvliet in. Dat was in 1934. Direct daarna kwam er al een tweede petroleumhaven in Pernis en na de Tweede Wereldoorlog volgde het Botlekgebied op het eiland Rozenburg. Met de aanleg van de havens bij Europoort en de Maasvlakte telt Rotterdam inmiddels 8 petroleumhavens. Ook Shell groeide voorspoedig. In oktober 1969 mocht Shell Pernis zich, net als Rotterdam, eventjes wereldkampioen noemen: het was de allergrootste olieraffinaderij ter wereld. Aan benzine had Rotterdam dus geen gebrek. De stad gaf de auto’s na de Tweede Wereldoorlog dan ook ruim baan.

Shell en Rotterdam
De Haagse multinational Shell had in 1960 een vestiging in Rotterdam geopend. Op de hoek Schiekade/Hofplein liet Shell een kantoorpand bouwen, met een opzichtige, aluminium gevel die door de glanzende blauw-groene tinten aan olie deed denken. In 1976 breidde Shell haar kantoor uit met De Hofpoort. Deze 95 meter hoge toren was het op-een-na hoogste gebouw van de stad. Dat beviel niet iedereen. Wethouder Mentink noemde het een ‘erectie van het grootkapitaal’. In 1998 sloot Shell zijn kantoor in Rotterdam, maar keerde in 2012 weer terug, nu aan het Weena. In het oude kantoor zit sinds 2018 een bedrijfsverzamelgebouw. De gevel is transparant gemaakt, maar de naam ‘Shellgebouw’ bleef.

Einde van een tijdperk
Inmiddels is de tijd van fossiele brandstoffen voorbij en de macht van oliemultinationals niet langer vanzelfsprekend. De raffinaderij in Pernis is één van de grootste CO2-uitstoters in Nederland. Shell wil in 2050 CO2-vrij zijn, maar blijft voorlopig investeren in fossiele brandstoffen. Er zijn geen alternatieven en de inkomsten uit olie en gas zijn nodig om duurzame energie te kunnen ontwikkelen, aldus Shell. Bovendien verwachten aandeelhouders rendement van hun investering. Ondertussen eisen actiegroepen dat Shell de fossiele industrie aan banden legt. Wat deze ontwikkelingen gaan betekenen voor de Rotterdamse haven? De tijd zal het leren.