Nee! tegen kinderarbeid; Gerrit Bernardus Lalleman

'Slavernij in Nederland'

'Zoo gij de werkplaatsen binnentreedt, zult gij er [kinderen] vinden van vijfjarigen leeftijd; wij zagen er welke dien leeftijd nog niet hadden bereikt en zoo gij des zomers, bij het aanbreken van den dageraad, door de straten wandeldet, zoudt gij er aantreffen, die nog half slapende naar de werkplaats worden gedragen …'. Aldus het Moordrechtse schoolhoofd Gerrit Bernardus Lalleman in zijn artikel 'Slavernij in Nederland' dat in 1855 in het tijdschrift De Economist werd gepubliceerd.

Kinderarbeid kwam in die tijd veel voor in Nederland. Op het land, in de werkplaatsen en in de opkomende industrieën. Vaak was kinderarbeid nodig om een minimaal gezinsinkomen te verdienen. Soms kon een vader alleen werk krijgen wanneer hij een van zijn kinderen als goedkope arbeidskracht meebracht.

Een strijdbaar schoolmeester

Gerrit Lalleman (1820-1901) werd in 1844 benoemd tot schoolhoofd in Moordrecht. Hij zou dit 43 jaar blijven. Hij merkte op dat in Moordrecht en omgeving veel kinderen - ongeveer de helft van de 5 tot12 jarigen - niet in staat waren onderwijs te volgen omdat ze in de plaatselijke touwindustrie en steenbakkerijen moesten werken. Lalleman trok tegen deze kinderarbeid ten strijde. Hij beschreef hoe kinderen uit zijn regio in de zomer van 5 uur 's ochtends tot 8 uur 's avonds, en in de winter van 6 uur 's ochtends tot 7 uur 'avonds in ongezonde, vochtige loodsen werkten. Ook begon hij een avondschool, zodat werkende kinderen toch onderwijs konden volgen. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (zie ook venster 30) waarvan hij bestuurslid was, benoemde hem tot rapporteur van een onderzoekscommissie naar schoolverzuim als gevolg van kinderarbeid.

Wetgeving

Lalleman was niet de enige die zijn stem tegen kinderarbeid verhief. Doktoren en onderwijzers legden uit dat het werk ongezond was en dat kinderen in de schoolbanken thuis hoorden. In 1873 diende het liberale kamerlid Samuel van Houten een initiatiefwet in om de kinderarbeid te reguleren, en in 1874 werd dit 'Kinderwetje van Van Houten' door het parlement aangenomen. Lalleman was echter niet tevreden, hij schreef in het onderwijsblad De Wekker dat de uiteindelijke wet net zo weinig leek op het oorspronkelijke ontwerp van Van Houten 'als een oude dame op een jeugdige schoone van achttien jaren'. Kinderarbeid werd weliswaar verboden voor kinderen beneden de 12 jaar, maar dat verbod was niet van toepassing op huishoudelijke en persoonlijke diensten en op werk in de landbouw. Bovendien was er geen controle op naleving geregeld, met als gevolg dat de wet werd ontdoken. Pas de Leerplichtwet van 1900 maakte definitief een einde aan arbeid van kinderen tot 12 jaar.