Politieke Partijen

Politieke partijen

Gouverneur Kielstra wilde vlak voor de Tweede Wereldoorlog een politiek van 'verindisching' uitvoeren: hij benoemde vooral kleine landbouwers uit de Hindostaanse en Javaanse bevolking. Dit stuitte op verzet van de creoolse ambtenaren, vooral districtscommissarissen.

De eerste Surinamer die nationalistische geluiden liet horen was Wim Bosch Verschuur. Eerder waren tijdens de crisisjaren leiders als Anton de Kom en Louis Doedel al opgekomen voor de rechten van de arbeiders. Bosch Verschuur propageerde 'Baas in eigen huis' en organiseerde een tegen de gouverneur gericht volkspetitionnement (verzoekschrift). Kielstra liet hem interneren, waarop zeven andere Statenleden uit solidariteit de Staten verlieten. De gouverneur wilde (na de herverkiezing van deze leden in de Staten) geen verantwoording afleggen. De Staten weigerden toen te vergaderen, totdat in 1944 Kielstra Suriname verliet.

In een radiorede van 6 december 1942 had koningin Wilhelmina vanuit Londen een ronde tafelconferentie in het vooruitzicht gesteld met:

'Een rijksverband, waarin Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao te zamen deel zullen hebben, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen.'

In aanloop naar deze autonomie richtte in 1946 een groep hindostanen de Moeslim Partij op, die later, na de oprichting van de VHP in 1947, daarin opging. Inmiddels waren ook de Nationale Partij Suriname (NPS) en de Progressieve Volks Partij (PSV) opgericht.

In 1947 ontstond ook de PBIS, Vereniging voor Indonesiërs in Suriname, die in '49 een concurrent kreeg in de KTPI (Indonesische Boeren Partij).

In 1948 werd er vergaderd over de autonomie en het kiesrecht. Na demonstraties kwam er algemeen kierecht. Toch zorgde het kiesstelsel voor een onevenredige verdeling. Pas in 1963 werden er 12 landelijke zetels aan de 24 bestaande toegevoegd.