Een dorp langs een nieuwe dijk

Silke is pas verhuisd. Ze is in Vianen geboren, vlakbij de rivier de Lek. En nu woont ze samen met haar vader en moeder in Nieuwendijk. Een dorp waar ze nog nooit eerder van gehoord had. Een dorp aan een dijk, maar die ziet er niet echt nieuw uit. Silke vraagt zich af hoe het zit met de naam van haar nieuwe woonplaats. En met de naam van hun huis. Want dat is ook niet bepaald nieuw. Haar moeder heeft verteld dat het vroeger een stoomgemaal is geweest. Het is al meer dan honderd jaar oud en heet ‘De Drie Sluizen’. Ze
heeft genoeg tijd om erover na te denken, want het is weekend. Maandag gaat ze voor het eerst naar school. Ze vraagt zich af of er leuke meisjes in haar groep zitten. Hopelijk geen Nieuwendijkse pestkoppen, of zouden er alleen maar aardige kinderen naar de Regenboogschool gaan? Om de tijd te doden, snuffelt ze rond in huis. Silke loopt de trap op naar de zolder. Die is enorm! In een van de hoeken staat een oude boekenkast. Ze blaast het stof van een boek dat er bovenop ligt. ‘Hé, dat komt goed uit’, denkt Silke. Het boek gaat over de geschiedenis van Nieuwendijk.

‘Silke, Silke!’, hoort Silke haar moeder roepen. Ze kijkt op uit het boek en roept dat ze eraan komt. ‘Waar had jij je verstopt?’, vraagt moeder even later. ‘Ik zat op zolder’, antwoordt Silke, terwijl ze een spinnenweb uit haar lange blonde haar haalt. ‘En weet je mam, ik weet nu waarom dit dorp Nieuwendijk heet.’ ‘Nou, leg maar eens uit dan’, wil moeder weten.

‘Aan het eind van de Middeleeuwen was hier vlakbij een soort binnenzee.’ Silke spiekt even in het boek. ‘In 1461 maakten de mensen een dijk vanaf Werkendam, langs Almkerk naar Dussen. Die dijk noemden ze toen de Zeedijk. Het duurde nog een hele poos voordat ze nog een dijk konden maken. Dat was in 1646. Die dijk dat was de Nieuwe Zeedijk. En langs die Nieuwe Zeedijk ontstond het dorp Nieuwendijk.’ Moeder is onder de indruk. ‘Vertel eens, wat heb je nog meer gelezen?’

‘Aan de buitenkant van de dijk worden kleine huisjes met rieten daken gebouwd. Als er meer land wordt ingepolderd, is er plek om grotere huizen te bouwen, zoals de langgevelboerderijen. Dat zijn boerderijen die langs de dijk grote openslaande deuren hebben om het hooi en stro binnen te halen. De mensen in Nieuwendijk werkten bij de boer of in de Biesbosch. Als griendwerker of rietsnijder.’ Silke stopt even. ‘Weet je mam, die mensen hadden het echt niet best. Ze waren de hele week van huis. Op maandagmorgen vroeg gingen ze weg in roeiboten met een kist vol eten. Want je kon toen alleen nog maar over het water in de Biesbosch komen. En dan kwamen ze zaterdag pas weer thuis. In de Biesbosch woonden de arbeiders in keten.’ Silke laat haar moeder een tekening zien van hoe zo’n keet er vroeger uit zag. Het ziet eruit als een hok waar de wind doorheen waaide, en de regen door het dak kwam. De grond bedekt met een laag vuil en de balken zwart van het roet. Er was geen kachel, dus stookten de arbeiders een open vuurtje om zich een beetje warm te houden.

‘En kijk mam, dit vind ik het leukste hoofdstuk.’ Moeder buigt zich over het boek. ‘Hé, dat is ons huis’, zegt ze. Silke leest voor wat er onder de foto staat: ‘Waar het land lager is dan het water, moet er gepompt worden om de polders droog te houden. Daar gebruikten de Nederlanders vroeger molens voor. Maar nu zijn er gemalen, zoals dit Nieuwendijkse stoomgemaal. De zorg voor de polder rondom dit dorp was vroeger in handen van het
waterschap ‘De Drie Sluizen’. ‘En zo komt ons huis dus aan z’n naam!’, weet Silke nu.