Van monnik naar dominee

‘Heb je het al gehoord?’, zegt Grietje aan haar buurvrouw. Ze haalt water uit de waterput voor het avondeten. ‘Er zijn Spaanse soldaten in de buurt. Ze hebben huizen in brand gestoken en koeien en schapen bij boeren gestolen. Zouden die soldaten geen soldij hebben gekregen?’ Buurvrouw Antje draait zich om en zegt: ‘Ik hoop maar dat ze niet naar ons dorp komen. Ik moet er niet aan denken! Wij hebben maar drie koeien. Mijn man Adriaan wil er dit jaar één slachten. Dan hebben we nog maar twee koeien voor de melk. Maar kunnen wel weer een poosje vlees eten. Ik heb gehoord dat die Spanjolen twee dominees gevangen hebben genomen. De dominees van Almkerk en Werkendam. Erg hè!’ ‘Wat zouden de soldaten met die mensen doen?’, vraagt Grietje zich af. ‘Ze willen natuurlijk losgeld van de familie van die dominees’, denkt Antje. Geld om eten te kopen. En als die families geen geld hebben. Wat dan? Zouden de dominees dan worden gedood? In een oorlog gebeuren vreselijke dingen. Grietje hoorde pas nog dat de watergeuzen een paar katholieke priesters hebben gedood. Verschrikkelijk! De vrouwen hopen dat de Opstand tegen Spanje snel voorbij zal zijn.

Een paar dorpen in het Land van Heusden en Altena blijven voorlopig nog katholiek. Ze hebben het liefst een pastoor. Die kennen ze, met hem zijn ze vertrouwd. Het is voor protestantse dominees gevaarlijk om in deze streek te wonen, op de grens van Holland en Brabant. Er zijn veel overstromingen. Maar wat extra gevaarlijk is, zijn de Spaanse troepen. Die houden plundertochten. Ze nemen soms een dominee gevangen. En dat is geen pretje. Als zijn familie losgeld betaalt, wordt hij vrij gelaten. Nee, de meeste dominees wonen liever in een streek waar het veiliger is. Na een poosje worden groepjes dorpelingen protestant, zoals in veel dorpen in Holland. Protestantse dominees zijn er nog veel te weinig. Een studie voor dominee duurt erg lang. Soms wordt een katholieke monnik of een schoolmeester een tijdje dominee. Vanaf 1601 heeft een groepje protestanten in Veen een monnik als dominee. Hij heet Gosinus Johannes. Gosinus is gaan twijfelen aan wat de Rooms-Katholieke Kerk leert. Ook de paus kan zich wel eens vergissen, denkt hij. Toen Gosinus monnik werd, moest hij beloven niet te trouwen. Dat viel niet mee toen hij tot over zijn oren verliefd werd. Nu is hij getrouwd en heeft twee kinderen. Gosinus blijft een jaar of drie in Veen. Daarna trekt hij weer verder en reist van herberg naar herberg. Ook de eerste dominees van Almkerk, Andel en Uitwijk-
Waardhuizen waren in hun vroegere leven monnik. 

De inwoners van Aalburg blijven nog lang katholiek. In 1605 vragen inwoners van dit dorp om een nieuwe pastoor. Ze vinden het heel erg dat al 60 mensen zijn begraven zonder kerkdienst. Zonder dat een pastoor de familie kan troosten. Maar een nieuwe pastoor komt er niet. Vijf jaar later krijgen ook de dorpen Wijk en Aalburg een eigen dominee.
Als de dorpen protestants worden, zijn sommige katholieke gebruiken verboden. Een paar mensen in Aalburg hebben Sinterklaas gevierd en speculaaskoeken verkocht. Sinterklaasfeest is volgens de protestantse kerk een katholiek bijgeloof en wordt verboden. Sinterklaas is een katholieke heilige en de protestanten vereren geen heiligen. De mensen die Sinterklaas vieren moeten een boete betalen. En carnaval vieren is ook een roomse gewoonte. Weg ermee! Als twee dorpsbewoners in Aalburg in 1641 carnaval vieren, moeten ze een boete van drie gulden betalen. Dat was veel geld in die tijd. De katholieke feesten worden door de protestanten afgeschaft. Alleen de zondag, toen nog de enige vrije dag in de week, blijft voor protestanten belangrijk. Op die dag ga je naar de kerk. Veel mensen gaan liever naar het café. Ook Willem Harmenzoon uit Babyloniënbroek gaat op zondag niet naar de kerk. Hij doet liever mee met het ganstrekken. Dat vindt hij een pracht sport. Wie het snelst de kop van het dode dier heeft afgetrokken is de winnaar. Als de dag van de wedstrijd is aangebroken, is het druk op het terrein. Veel jongens doen mee. Ook Willem probeert al rijdend op zijn paard een met vet ingesmeerde kop van een gans te trekken. Het beest is aan zijn poten opgehangen. De mensen aan de kant roepen naar hem. ‘Hup Willem, hup!’ Het helpt niet, want Willem valt niet in de prijzen. Een paar dagen later krijgt hij bezoek van de dominee. Die zegt tegen Willem dat hij op zondag naar de kerk moet gaan en zich beter moet gedragen. Willem belooft beterschap, maar vergeet zijn belofte nog wel eens. Een paar jaar later krijgt hij spijt. Voortaan is
Willem in de kerk te vinden. Langzaam maar zeker verdwijnen de katholieke gebruiken uit de meeste dorpen. In 1648 is de Opstand tegen Spanje voorbij. Eindelijk vrede! Veel mensen in de streek zijn dan protestant geworden.