Op de vlucht voor de watergeuzen

Karel de Waal woont vlakbij de hervormde kerk van Aalburg. Hij zit aan tafel en eet een boterham. Opeens hoort hij de kerkklok luiden. Hij hoort mensen schreeuwen. Karel loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Hij ziet mannen en vrouwen uit hun huizen rennen. Ze kijken angstig en roepen: ‘De geuzen komen! In Berne brandt het klooster!’ Karel schrikt. Dat is niet best. Het is al een tijd onrustig. Prins Willem van Oranje is in opstand gekomen tegen de Spaanse koning Filips die regeert over de Nederlanden. Sommige mensen gehoorzamen de koning niet meer, ze willen geen belasting betalen en ze hebben de beelden in katholieke kerken vernield.

De koning heeft een Spaans leger gestuurd om hen te straffen. Maar prins Willem is het daar niet mee eens. Hij vecht voor meer vrijheid. Hij wordt geholpen door de watergeuzen, opstandelingen die met hun schepen de kust onveilig maken. Karel heeft gehoord dat de watergeuzen ruwe kerels zijn. Zij hebben kerken geplunderd. Zouden ze hier in Aalburg ook …? Karel loopt snel de kerk in, naar het altaar van Onze Lieve Vrouw. Zo wordt Maria, de moeder van Jezus genoemd. Vaak heeft hij een kaars aangestoken voor dit altaar. Pas nog toen zijn oude moeder ziek was. Hij pakt het Mariabeeld en gaat terug naar huis. Hij verstopt het beeld onder zijn boezeroen, een soort overhemd. Dan ziet hij de geuzen aankomen. Hij maakt dat hij wegkomt. Zouden ze hem gezien hebben? Je weet het maar nooit. Karel loopt het dorp uit, de velden in. Hij blijft maar lopen, totdat het donker is. Die nacht verbergt hij zich ergens in een schuur. Het Mariabeeld stijf tegen zijn lijf geklemd. Hij blijft daar tot de geuzen vertrokken zijn. Na twee dagen gaat hij terug en verstopt het beeld op een veilige plaats. Dankzij Karel is het Mariabeeld bewaard gebleven. Onze Lieve Vrouw is nu te zien in de katholieke kerk van Heusden.

Karel is rooms-katholiek. Sommige mensen zijn het niet eens met de leer van de Rooms-Katholieke Kerk. Zij zijn volgeling van Maarten Luther of van Johannes Calvijn. Ze willen de katholieke kerk hervormen, vernieuwen. Toen dat niet lukte, hebben ze protestantse kerken gesticht. Luther en Calvijn vinden bijvoorbeeld dat je geen beelden moet vereren, zoals de katholieken doen, maar alleen God. Ze vinden niet wat de Paus zegt belangrijk, maar wat in de Bijbel staat. Nadat Willem van Oranje in 1568 in opstand is gekomen tegen Spanje, komen er steeds meer protestanten. Karel hoort dat de pastoor van Genderen ook protestant is geworden. Hij heet Andélius en preekt in de kapel bij de Wijkse poort in Heusden. Soms houdt hij buiten een kerkdienst, een hagepreek. Nog steeds wordt Andélius de hervormer van het Land van Heusden genoemd.

De watergeuzen veroveren in 1572 Den Briel. Ze jagen de Spanjaarden weg. Woudrichem kiest ook voor de watergeuzen van Willem van Oranje. Dat valt nog niet mee. Een jaar later moeten de geuzen het stadje al weer verlaten. Ze steken uit boosheid eerst nog het klooster in brand. Drie jaar later komt Woudrichem voorgoed in handen van de prins van Oranje. De rooms-katholieken vluchten weg uit angst voor de geuzen en er komt een kleine protestantse kerk. De watergeuzen proberen in 1572 ook Heusden te veroveren. Ze horen dat iemand een tijdje geleden is gedood, omdat hij protestant was. Maar het Spaanse leger is sterk en de verovering lukt niet. Er breekt een grote brand uit in de katholieke Catharijnekerk, die zwaar wordt beschadigd. Vijf jaar later sluit Heusden zich aan bij de watergeuzen en de Opstand tegen Spanje. Vanaf dan mogen protestanten en katholieken daar hun eigen geloof hebben.