Revolutie in Delft

De Patriottentijd

Op 21 augustus 1787 kwamen vertegenwoordigers van de Delftse patriotten, gedekt door een burgerlegertje, in het stadhuis een bijeenkomst van het stadsbestuur verstoren. Een van hun leiders, Wybo Fijnje, las een revolutionaire verklaring voor en eiste dat elf leden van de veertigraad zouden verdwijnen. Zonder al teveel protest verlieten deze elf het stadhuis. Zij werden onmiddellijk vervangen door burgers die de idealen van de patriotten steunden. De vergadering werd gesloten met de tevreden constatering dat alles ordelijk verlopen was. Het tij zou echter spoedig keren.

Het patriottisme was een stroming in de Republiek die in de tweede helft van de achttiende eeuw tijdens politieke en economische crisisjaren onder gegoede en ontwikkelde burgers opkwam. Men stelde zich teweer tegen de heersende regentenklasse en streefde naar meer democratie. De patriotten waren fel anti-stadhouder, wat zij gemeen hadden met een aantal ontevreden regenten. Ook onder katholieken en andere religieuze minderheidsgroeperingen bestond er behoefte aan meer inspraak en vrijheid van godsdienst. De Vierde Engelse Zeeoorlog (1780- 1784) was voor de patriotten in de hele Republiek aanleiding stadhouder Willem V en zijn aanhangers krachtig en fel aan te vallen in kranten en met pamfletten en schotschriften. In de jaren na 1780 kwam samenwerking tussen de verschillende anti-oranjegroeperingen tot stand. Grote invloed had in 1781 het pamflet Aan het Volk van Nederland van Joan Derk van der Capellen tot den Pol, waarin werd gepleit voor deelname van gegoede burgers aan stadsbesturen en voor herstel van de oorspronkelijke schutterij.

Prominente vertegenwoordigers van de patriottenbeweging in Delft waren de venijnige polemist Gerrit Paape en de bekwame uitgever Wybo Fijnje. Zij waren op veel terreinen elkaars tegenpolen. Paape was afkomstig uit het volk, een autodidact die fel van leer kon trekken tegen maatschappelijke mistoestanden. De aristocraat Fijnje had zich in 1775 in Delft gevestigd als uitgever van de Hollandsche Historische Courant. De ideeën van de patriotten kwamen daarin volop aan bod. De aanhang van de partij groeide en in 1784 werd Het Genootschap opgericht, in feite een afsplitsing van de bestaande schutterij. Regelmatig waren er schermutselingen tussen de twee rivaliserende burgerlegers. Het stadsbestuur durfde niet hard op te treden en streefde vooral rust in de stad na.

In 1785 kwam het in Den Haag tot een climax, waarbij Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen zich gedwongen zagen Holland te verlaten en naar Nijmegen te vertrekken. Wilhelmina nam in 1787 het besluit terug te keren naar Den Haag. Vlak bij Gouda, bij Goejanverwellesluis, werd zij tegengehouden door een groep patriotten. Overmoedig geworden door dit succes grepen de patriotten in diverse steden naar de macht, ook in Delft. Maar de hooggestemde idealen werden niet gerealiseerd. Al binnen een maand werd de macht van de oude regenten hersteld door ingrijpen van troepen van de Pruisische koning, broer van prinses Wilhelmina. Een mooie droom was voorbij. Een aantal Delftse patriotten vluchtte naar de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. Ook Gerrit Paape en Wybo Fijnje verlieten stad en land. In de weken daarna werden huizen van patriotten in Delft geplunderd. Pas in 1795 kwamen de patriotten met de Fransen terug en speelden hun rol in de vestiging van de Bataafse Republiek.