De Delftse Bijbel

Handschriften en boeken in Delft

In 1477 kwam in Delft het eerste boek uit dat gedrukt werd in de Nederlandse taal: het Oude Testament zonder de psalmen, een eenvoudige, ongeïllustreerde uitgave in twee delen. Gezien het tijdstip van de uitgave - vier jaar na de intrede van de boekdrukkunst in de Nederlanden - was dit een financieel riskante onderneming, waar veel geld mee gemoeid was. De drukkers waren Jacob Jacobsz. van der Meer en Mauricius Yemantszoon uit Middelburg. In het colofon, dat aan het eind van beide delen is opgenomen, benadrukken zij dat het werk is ontstaan met de hulp van God, deskundig uit het Latijn is vertaald, ijverig gecorrigeerd en goed gespeld is.

Van Jacob Jacobsz. van der Meer is bekend dat hij behoorde tot het aanzienlijke geslacht van Van der Meer, dat diverse bestuursfuncties bekleedde in Delft. De samenwerking met Mauricius Yemantszoon heeft maar kort geduurd. Na een aantal gezamenlijke uitgaven zette Van der Meer de drukkerij alleen voort tot 1487/88. Hoewel weinig van hem bekend is, kan hij op grond van zijn uitgaven tot de belangrijkste vroege drukkers van ons land worden gerekend. Verschillende van zijn uitgaven zijn geïllustreerd met houtsneden van de hand van de Meester van de Virgo inter Virgines, een anonieme Delftse schilder die genoemd is naar een van zijn schilderijen. Christiaen Snellaert zette het bedrijf van Van der Meer voort en verbreedde en vergrootte het fonds.

Delft bleef eeuwenlang een belangrijk centrum van drukkers en uitgevers. De uitvinding van de boekdrukkunst is van niet te onderschatten belang en markeert in feite de overgang van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd. De activiteiten van de drukkers pasten in een belangrijke Delftse traditie, namelijk het vervaardigen van handschriften, versierd met initialen en miniaturen. In de vele kloosters in de stad zijn in de vijftiende en zestiende eeuw honderden van deze manuscripten geproduceerd, vooral in de vrouwenkloosters. Het kopiëren van religieuze geschriften was bij uitstek geschikt werk voor de nonnen, die een teruggetrokken en vroom leven leidden. Het arbeidsintensieve overschrijven en verluchten (verfraaien) van stichtelijke teksten werd gezien als een meditatieve bezigheid, een mogelijkheid om de tekst tot in de ziel te laten doordringen.

Verkoop van de manuscripten die niet bestemd waren voor eigen gebruik, leverde inkomsten op voor het klooster. Veel van deze religieuze geschriften werden versierd met kleurrijke voorstellingen. De eerste letter van een hoofdstuk werd vaak voorzien van een miniatuur, in de marge bracht men sierlijke patronen aan, soms werd een hele pagina voorzien van een passende kleurrijke afbeelding. Verspreid over de hele wereld zijn ruim honderd Delftse handschriften bewaard gebleven. Dat zij afkomstig zijn van Delftse kloosters is te achterhalen door de heiligenkalenders in de handschriften te bestuderen. De typische heiligen voor Delft, zoals Sint-Hippolytus en Sint-Ursula, werden namelijk met rood genoteerd, evenals de patroonheilige van het klooster waar het handschrift werd vervaardigd. Bovendien zijn de Delftse handschriften herkenbaar aan de speciale stijl van versieren of verluchten, met name de vorm van de gestileerde bladeren in de marge en het rood-blauwe penwerk. Als na 1572 alle kloosters worden opgeheven, komt er een eind aan de productie van de handgeschreven boekwerken. De grote stroom gedrukte literatuur had toen al de plaats ingenomen van het beperkte aantal handgeschreven boeken.