Kopstukken

Mensen die hun sporen hebben nagelaten

Er zijn in de canon al veel personen voorbijgekomen die van belang zijn geweest voor Maarssen. Hier worden enkele van de ‘kopstukken’ uit de twintigste eeuw behandeld die niet eerder aan de orde kwamen. Zij hebben gewoond en/of gewerkt in Maarssen en hebben naast de uitoefening van hun beroep ook op andere wijze een bijdrage verleend aan de lokale samenleving. Nog levende personen zijn niet opgenomen.

Ab Degen

Degen begon in de oorlog een plaatselijke verzetsorganisatie op te bouwen. Ook vormde hij een zogenoemde knokploeg (KP) die distributiekantoren en bevolkingsregisters overviel en hielp bij nachtelijke wapendroppings. Degen werd later officieel commandant van de lokale Binnenlandse Strijdkrachten (BS) Hij was bekend bij de SD die fanatiek jacht op hem maakte. Hij wist ternauwernood te ontsnappen en bleef de rest van de oorlog ondergedoken. Zijn vrouw en kinderen werden door de Duitsers uit huis gezet en het huis werd leeggeroofd. In 1948 eerde de burgerij van Maarssen en Maarsseveen hem als dank en waardering voor zijn moed en opoffering. Ab Degen overleed in 1990.

Dick Dekker

Dick Dekker kwam in 1943 naar Maarssen om les te gaan geven aan de openbare ulo. Twintig jaar, waarvan tien jaar als hoofdonderwijzer/directeur, zou Dick aan deze school verbonden blijven. De school beleefde in die jaren een bloeiperiode. Door zijn tomeloze inzet, enthousiasme en sociale bewogenheid speelde hij een vooraanstaande rol in allerlei maatschappelijke organisaties. Hij was actief als toneelspeler en regisseur bij de amateurtoneelvereniging Kunst en Strijd, medeoprichter en voorzitter van de Gymnastiek- en turnvereniging Gems, voorzitter van de voetbalvereniging Maarssen van 1950 tot 1954 en in 1972 medeoprichter van de Historische Kring Maarssen en vanaf dat jaar tot zijn overlijden in 1986 ook voorzitter daarvan. Geschiedenis en Nederlands hadden zijn grote liefde. In november 1986 overleed hij en werd hij door zijn oud-leerlingen ten grave gedragen.

Dirk Faber

Dirk Faber was een zoon van Anne Faber, de man die in 1904 werd aangesteld tot directeur van de ‘Gasfabriek Maarssen’. Dirk werd in 1914 benoemd tot adjunct-directeur en in 1925 tot directeur. Vader en zoon Faber brachten het gasbedrijf tot bloei. Onder het directeurschap van Dirk werd de gasfabriek in 1927 een gasdistributiebedrijf. In hetzelfde jaar werd het particuliere bedrijf een overheidsbedrijf.

Door zijn inzet voor de Maarssense gemeenschap werd Dirk Faber een bekende Maarssenaar. Hij was niet alleen directeur van het gasbedrijf en het waterleidingbedrijf, maar ook in allerlei functies op bijzondere wijze actief binnen de vrijwillige brandweer. De brandweer moest moderniseren, maar de gemeente zat in die tijd krap bij kas. De vrijwillige brandweermannen zorgden dan zelf voor de financiering van het benodigde materieel door het organiseren van evenementen. Faber schoot dan ook te hulp door financiering van materieel, het beschikbaar stellen van opslagruimte en grond voor de bouw van een brandweergarage.

Hij werd in 1940 commandant van de brandweer en was al eerder commandant van de Luchtbeschermingsdienst (LBD) geworden. Naast al deze functies was hij actief als bestuurslid van de Bescherming Bevolking (BB) in Maarssen, de Avond Tekenschool in de Breedstraat en bij regionale en landelijke brandweerorganisaties.

Kees Klap

Kees Klap werd in 1931 onderwijzer op een christelijke lagere school in Oud-Maarsseveen. Hij bleef vervolgens ruim 45 jaar aan de school verbonden; vanaf 1954 als hoofd. Voor Kees was ‘levensvervulling belangrijker dan een carrière’. Hij was maatschappelijk zeer actief en ontplooide ook zijn journalistieke en literaire talenten. Hij debuteerde in 1934 als dichter en schreef in tijdschriften, kranten en sprak voor radio en tv. In de oorlog verleende de familie Klap onderdak aan vele onderduikers; Kees nam deel aan wapendroppings en was actief bij de verspreiding van illegale bladen.

Meester Klap was onder andere bestuurslid van het Groene Kruis, lid dorpshuiscomité Tienhoven-Oud Maarsseveen, secretaris Rotary-afdeling Vechtstreek, voorganger bij Ned. Hervormde Gemeente, voorzitter CH-Kiesvereniging Maarssen, Tienhoven/Oud-Zuilen, voorzitter Provinciaal Bestuur CJMV, medeoprichter HKM. In de herinneringen aan hem wordt benadrukt dat meester Klap een integer, betrouwbaar en wijs man was, die vaak door dorpsgenoten om advies werd gevraagd.

Dr. ir. A.R. van Linge

Arent Roelof van Linge studeerde aan de Polytechnische School van Delft, nu Technische Universiteit Delft, en behaalde zijn doctoraat in Bazel. In 1894 werd hij naar Java gezonden om daar een kininefabriek te stichten. Hij werd directeur van Bandoengsche Kininefabriek (BKF). Bij terugkeer in Nederland richtte hij met zijn oud-studiegenoot Ir. H. van der Woude in 1904 de Nederlandsche Kininefabriek (NKF) op. ‘Uit dit kleine en primitieve bedrijfje zou na herhaalde uitbreidingen één der meest moderne en geoutilleerde kininefabrieken ter wereld voortkomen.’

Maarssen profiteerde begin twintigste eeuw van de ligging aan het Merwedekanaal (1892) en Van Linge speelde een belangrijke rol bij het aantrekken van veel bedrijven. Hij was maatschappelijk actief en onder andere voorzitter van de Afdeling Maarssen van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, lid van het bestuur van het Groene Kruis en lid van de regionale Gezondheidscommissie. In Maarssen is hij bij de bevolking vooral bekend geworden als schenker van een nieuwe brug, de Van Lingebrug, over de Vecht in 1924. Hij overleed in 1934. In De Magneet werd onder andere het volgende over hem gezegd: ‘… de weldoener en toeverlaat voor zovelen onzer, raadgever en steun in wijden kring ver buiten onze dorpsgrenzen.’

A.A. van Vloten

Anton August van Vloten kwam naar Maarsseveen omdat hij in de Bethunepolder moderne vormen van zuivelbereiding wilde introduceren en zo de armoede en werkloosheid te bestrijden. In 1890 werd de bouw van de door hem opgerichte ‘Maarsseveense Stoomzuivelfabriek’ voltooid en werd hij tevens directeur van het waterschap Bethune. De omstandigheden in de te natte polder waren echter weinig ideaal en eind jaren negentig moest Van Vloten de productie staken. Intussen was hij in 1900 eigenaar van de polder geworden. Eén van zijn plannen was om een modern tuinbouwbedrijf te ontwikkelen. Hoe deskundig, ondernemend en optimistisch Van Vloten ook was, het tuinbouwproject mislukte. 

De intenties van waaruit hij zijn ondernemingen opzette en zeker zijn activiteiten binnen een aantal verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie toonden zijn sociale hart. Hij was onder andere lid van de onderzoekscommissie ‘Armenzorg’ van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en secretaris en later voorzitter van de vereniging ‘Ziekenverpleging’ ter ondersteuning van ‘min- en onvermogenden’ bij ziekte. Hij was voorzitter van de afdeling Maarssen van de ‘Volksbond, vereeniging tegen Drankmisbruik’, actief in de lokale, liberale kiesvereniging ‘Vrijheid en Orde’ en raadslid en wethouder van de gemeente Maarsseveen.

Wybren Wijmstra

Wybren Wijmstra vestigde zich in 1928 in Maarssen. In 1935 liet hij zijn zelf ontworpen huis met atelier bouwen: ‘De Hooge Stoep’ aan de Kerkweg. In de Tweede Wereldoorlog weigerde hij lid te worden van de Kultuurkamer en mocht daarom zijn beroep niet uitoefenen. Hij was actief in het verzet en huisvestte onderduikers in de kelder van zijn huis. Na de oorlog kreeg Wijmstra een belangrijke opdracht: het herstel van de boerderijen in de geïnundeerde Bethunepolder. In die jaren kreeg hij ook vele opdrachten in de sociale woningbouw. Hij was niet alleen architect, maar ook stedenbouwkundige en meubelontwerper.

Wijmstra was maatschappelijk zeer actief.  Hij was secretaris-penningmeester en vanaf 1939 voorzitter van het Waterschap Bethune, waarnemend voorzitter van de Luchtbeschermingsdienst, secretaris van het Departement Maarssen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en secretaris van de Avond Vakteekenschool voor Maarssen en Maarsseveen. Ook was hij voorzitter van de Afdeling Maarssen van het Volksonderwijs en bestuurslid van de Nederlandse Protestantenbond, afdeling Maarssen/Breukelen. Hij streed als lid van het bestuur van de Commissie voor het Vecht- en Oostelijk en Westelijk Plassengebied voor een schone Vecht, zonder woonboten. Hij was voorts actief in allerlei commissies en verenigingen binnen zijn vakgebied. Zowel de bouwkundige als de maatschappelijke en natuurlijke ‘vormgeving’ van de Vechtstreek gingen hem zeer ter harte.

C.E. Wolff

Carel Eduard Wolff vestigde zich in 1894 op Huize Bolenstein en begon daar in het koetshuis met het bouwen van accu’s en het hiermee opwekken van stroom. In 1898 kreeg hij van het gemeentebestuur toestemming om – als eerste pand in Maarssen – de Jongedames dag- en kostschool van mevrouw Thieme aan de Breedstraat van elektrisch licht te voorzien. Nog hetzelfde jaar liet hij een grotere accumulatorenfabriek bouwen aan de Zandweg voor accu’s en andere elektriciteitsproducten, waar ook op grotere schaal stroom kon worden geproduceerd voor de groeiende vraag naar elektra in Maarssen. De fabriek stond in Maarssen bekend als ‘de lichtfabriek’. Wolff was ook ondernemend op andere gebieden. Hij was in 1906 de eerste exploitant van een Maarssense busonderneming, die echter slechts zeer kort bestaan heeft.

Al snel werd Wolff actief in de lokale politiek en in het gemeentelijk bestuur. Hij werd raadslid voor de liberalen en in 1915 wethouder en later locoburgemeester. Wolff heeft een grote rol gespeeld bij het moderniseren van de Maarssense brandweer: er kwam een nieuw gebouw en een vrijwillige, permanente en getrainde brandweer. Ook het gymnastiekonderwijs kreeg een nieuw gebouw en een nieuwe organisatie. Wolff regelde de aankoop van de gasfabriek in Maarssen, die tot die tijd in particuliere handen was. Bij zijn overlijden werd ook zijn betrokkenheid geroemd bij de aankoop van Huis ten Bosch als nieuw gemeentehuis, de elektrificatie van de buurtschap Maarssenbroek, de aanleg van de nieuwe Stationsweg, de aanleg van een nieuwe begraafplaats, de bouw van een nieuwe Vechtbrug en de reorganisatie van het openbaar lagere onderwijs.