Spoor en kanaal

Nieuwe wegen door het landschap

In de negentiende eeuw werd steeds duidelijker dat Amsterdam als economisch centrum – mede gezien de concurrentie van Rotterdam en Antwerpen – betere verbindingen nodig had met het Duitse achterland. De bestaande verbindingen over zowel de weg als het water waren verouderd en niet meer toereikend. Ook Maarssen zou met de plannen tot verbetering te maken krijgen.

Spoorweg

Rond 1830 ontwikkelde men verschillende plannen voor een spoorlijn vanaf Amsterdam naar het achterland Duitsland. Een nieuw plan voor een lijn richting Utrecht werd in 1838 door het parlement afgekeurd, maar koning Willem I drukte het plan – gezien het economische belang – alsnog door. De particuliere Nederlandsche Rhijnspoorweg-maatschappij moest de spoorweg aanleggen en exploiteren. De voorbereiding kende veel problemen, onder andere met de onteigening van het benodigde land, maar in december 1843 reden de eerste treinen tussen Amsterdam en Utrecht; reistijd 1 uur en 8 minuten, tweemaal daags.

Station

De eerste stopplaats van de trein in Maarssen kwam er in 1845. Die lag ter hoogte van de toenmalige molen van Maarssenbroek aan het einde van de huidige Zijlweg. Het nieuwe station, type Harmelen, op de huidige locatie kwam er rond 1869. Om dit vanuit het dorp te bereiken liep je over een grindpad tussen de weilanden; de huidige Stationsweg. Toen het Merwedekanaal gegraven was, kwam er een draaibrug over dat kanaal. De brug moest vaak open voor het scheepvaartverkeer; dit tot ergernis van mensen die de trein nog wilden halen. Gelukkig wachtte de trein vaak wel even... Tussen 1843 en 1845 werd de lijn doorgetrokken tot Arnhem. In 1855 werd de verbinding met het Duitse spoorwegnet tot stand gebracht, maar daarvoor moest eerst het probleem van de spoorbreedte opgelost worden; 1,5 meter en niet de Engelse 2 meter die in Nederland toen gebruikelijk was.

Kanalisering van de Vecht

Ook de behoefte aan modernisering van de transportverbindingen over water bleef groot. De bestaande Keulse Vaart, waarvan de Vecht een onderdeel was, bleek niet meer geschikt als verbinding met het Duitse achterland. Schippers kozen al vaak een andere route om bij de Rijn te komen.

Er kwamen allerlei plannen. Eén ervan was een nieuw kanaal van Amsterdam naar Nigtevecht met sluizen, bruggen, veel afsnijdingen en vaargeulverbredingen in het traject, ook in de Vecht. Het zou een radicale kanalisering van de Vecht met zich meebrengen. Die wet werd aangenomen. Einde van de zegepraalende Vecht zou je denken…

Toch een kanaal

In de Tweede Kamer werd echter uiteindelijk weer een totaal ander voorstel in behandeling genomen: een geheel nieuw kanaal, evenwijdig aan de bestaande vaarweg, zonder sluizen of andere obstakels. De Vecht bleef in dat plan geheel buiten schot, maar zou wel op enkele plekken met het kanaal verbonden worden. De vaarafstand werd korter, maar de kosten waren veel hoger. In april 1884 werd het voorstel aangenomen.

Natuurlijk waren er tegenstanders, onder andere lokale bestuurders. Zij waren bang dat het verdwijnen van de handel via de Vecht van Maarssen een ‘dode plaats’ zou maken. Uiteindelijk zou de aanleg van het kanaal een zegen blijken te zijn, gezien de daaropvolgende industrialisering van Maarssen.

De werkzaamheden voor de aanleg van het kanaal begonnen in 1881. In het begin was dat voornamelijk handarbeid, gewoon met de schop en de kruiwagen. De aanleg zou officieel vier jaar gaan duren, maar nam ruim elf jaar in beslag. Het eerste gedeelte werd in augustus 1892 door prinses Wilhelmina geopend.