De Bethunepolder

Eerst drooggelegd, nu waterwingebied

Tot de gemeente Stichtse Vecht behoort een klein bijzonder natuurgebied, 550 hectare groot en gelegen tussen de Maarsseveensevaart en de Loosdrechtse Plassen. Ooit was het onderdeel van een uitgestrekt moerasgebied dat toebehoorde aan Otto de Grote, keizer van het Duitse Rijk. Die gaf in 963 deze domeingronden langs de Vecht in leen aan de kerk te Utrecht. Vanaf het midden van de elfde eeuw startte de ontginning van de venen ten westen van de Vecht, maar het duurde nog tot de tweede helft van de negentiende eeuw voordat het plan ontstond om de Tienhovense en Maarsseveense plassen in land te herscheppen.

Inpoldering

De inpoldering bleek een kostbaar en moeizaam proces, want om het wassende water in toom te houden, moesten er dijken, sluizen, kades en molens aan te pas komen. De eerste poging onder leiding van Jhr. mr. J. Huydecoper, toenmalig burgemeester van Maarssen, ging in 1859 van start. Er werd in 1860 een stoomgemaal gebouwd, een ringdijk aangelegd en een afvoerkanaal gegraven naar de Vecht. De capaciteit van de pomp bleek echter te klein en de droogmaking werd gestaakt.

Exploitatie

In 1874 waagden twee grootgrondbezitters uit Brussel, waaronder M.A. Marquis de Béthune een nieuwe poging. Beide heren investeerden een aanzienlijk kapitaal in deze onderneming, maar moesten in 1899 uiteindelijk ook bakzeil halen en boden het geheel ter publieke veiling aan. Een bekende inwoner uit Maarssen, wonend op het Huis ten Bosch, de heer A.A. van Vloten was op zoek naar een plek om een zuivelfabriek op te richten. Hij kocht alle aandelen op en in 1890 verrees zijn Maarsseveensche Stoomzuivelfabriek. Hij moest de fabriek helaas sluiten omdat de melkproductie in de polder volstrekt onvoldoende bleek. Toch gaf hij de moed niet op en startte een modern tuinbouwbedrijf. Nimmerdor ging echter failliet, omdat de bemalingskosten niet opwogen tegen de opbrengsten van de tuin. In 1921 werden zijn landerijen openbaar verkocht.

Drinkwater voor Amsterdam

In 1930 nam de gemeente Amsterdam de bemaling op zich als waterwingebied voor de stad. Jaarlijks levert de polder 25 miljoen kubieke meter drinkwater. De grond bleef echter vochtig en boordevol onkruid. De kwaliteit van het grasland was matig en de melkopbrengst liet daardoor veel te wensen over. In 1942 waren er in totaal nog twintig consumptie-melkers, acht industriemelkers en vier kaasboeren actief in de polder, maar het was bepaald geen vetpot. Toen de Duitse bezetter in 1944 de dijken doorstak en de polder onder water zette, droeg dat ertoe bij dat veel boeren de moed opgaven en elders hun heil zochten.

Noorderpark

Inmiddels maakt de Bethunepolder deel uit van het Noorderpark, een gebied van 5900 hectare ten noorden van de stad Utrecht. De behoefte van de uitdijende stad aan mogelijkheden voor natuur en recreatie werd almaar groter. Vanaf 2000 lag er een concept inrichtingsplan op tafel, waarvan de bewoners van de polder toen niet op de hoogte waren. Het was dus hoog tijd voor de oprichting van een Bewonersvereniging om bij de discussies over de toekomst van de polder een stem in het kapittel te hebben. Het hele proces nam meer dan tien jaar in beslag, waarbij de Bewonersvereniging een doorslaggevende rol vervulde.

Slechts twee agrarische bedrijven herinneren op dit moment nog aan de oorspronkelijke opzet van de Droogmakerij van Tienhoven. Er is sinds de zomer van 2015 een gebied ontstaan dat – naast de agrarische functie – nog andere functies vervult: natuur, recreatie, waterberging en waterwinning.