Bodemvondsten vertellen een verhaal

Gevonden: een voorraadkast uit de ijzertijd

Het begon in 2001 met ontgrondingswerkzaamheden op Verhoven in Gilze en de vondst van een kleurige kraal. Die ene kraal werden er 45 en die zetten weer opgravingen in gang, waarmee de geschiedenis van Gilze er honderden jaren bijkreeg. Het is een mooi voorbeeld van de manier waarop wij onze vroegste geschiedenis ontdekken. We gaan af op bodemvondsten en vergelijken die met de manier van leven van volkeren, die tot voor kort nog in de steentijd leefden. Schriftelijke gegevens over de wijze van bestaan in de oudheid hebben we immers niet.

Terug naar de kralen van Verhoven. Tijdens de graafwerkzaamheden op zijn land, hield Thom Smekens de vorderingen van dag tot dag nauwlettend in de gaten. Er waren immers op die plek een jaar daarvoor al resten uit de Tachtigjarige Oorlog ontdekt. En decennia eerder kwamen in zijn buurtschap ook al enkele urnen met crematieresten naar boven.

Met zijn gevoel voor historie begreep de Gilzenaar onmiddellijk de waarde van de kralen die hij vond. Archeologen gingen aan de slag en ontdekten een grafveld uit de Merovingische tijd, dat ze op ongeveer vierhonderd jaar na Christus dateerden. Zestien graven legden ze bloot. Behalve de kralen vonden ze een zwaard, een glazen beker, mantelspelden, maalstenen en delen van een gesp. Een mooi resultaat en tevens de bevestiging van de datering van een potje uit diezelfde periode, dat iemand in 1835 al in de buurt van de Prinsenhoef in Hulten vond.

Wat Gilze tijdens de opgravingen op Verhoven echt een stuk eerder in de tijd zette, waren honderd meter verderop de plattegronden (sporen in de grond) van twee boerderijen uit de ijzertijd. Want dan praat je over de periode 800 tot 250 vóór Christus. De archeologen ontdekten er ook sporen van zogenaamde spiekers. Dat zijn gebouwtjes met een verhoogde vloer, die als opslagschuur voor akkerproducten dienst deden. De paalsporen en enkele ingegraven voorraadpotten wezen op langere bewoning. De oudheidkundigen troffen ook nog zaden, maalstenen, spinklosjes, botten en stukken aardewerk aan. Het aardewerk maakte een vrij goede datering mogelijk en leverde het bewijs dat er ter hoogte van Gilze sinds vierhonderd  jaar vóór Christus bewoning is geweest.

Op het moment dat mensen gewassen verbouwen en vee als huisdieren houden, hebben ze een vaste verblijfplaats. Er zijn ook tijden geweest, in de steentijd bijvoorbeeld, dat volkeren rondtrokken en niet aan landbouw deden. Ook uit die periode hebben we in onze gemeente sporen aangetroffen. Pijlpunten, vuistbijlen en schrapers op de Rimpelaar in Molenschot bijvoorbeeld en een grote vuurstenen bijl in het Rijens Broek. Deze vondsten vertellen ons dat de mensen uit de steentijd op wild jaagden en eetbare gewassen verzamelden. Natuurlijk kwamen alleen stenen voorwerpen naar boven, want al het organisch materiaal, zoals bijlstelen en handvatten van messen, gaat in de loop der tijd volledig verloren.

Ook uit de Romeinse tijd (rond het begin van de jaartelling) zijn vondsten bekend. In Rijen werden in 1845 enkele gouden munten gevonden en in 1985 een bronzen munt.

Spectaculair waren de opgravingen in 1994 bij de kerk in Gilze, die een houten boomput en aardewerkresten uit de 8e en 9e eeuw opleverden. En in datzelfde gebied werden in 2009 skeletten uit vroeger eeuwen (tussen 1100 en 1900) gevonden en restanten van een oude funderingsmuur van de kerk. De boomput staat nu zo’n honderd meter verderop op het Bisschop de Vetplein in volle glorie te pronken. Als tastbaar bewijs dat het dorp Gilze ruim duizend jaar geleden al bestond.

 

Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide