Aalst en Waalre

Van boerendorpen tot woongemeente

Tussen 700 en 1000 na Christus ontstaan de dorpen Aalst en Waalre. Beide dorpen groeien rond een kerkje. Tot 1923 blijven ze aparte gemeentes.
Al die tijd wonen hier vooral boeren. Zij leiden op de arme grond een armoedig bestaan. Hun akkers leveren niet veel op. Met wat veeteelt, weven of het maken van sigaren maken houden zij hun hoofd net boven water.
In de 19de eeuw nemen fabrieken de huisnijverheid over. Veel bewoners vinden er werk. Ook werknemers bij bedrijven in de omgeving (zoals Philips) weten onze gemeente te vinden. In Aalst komt een hele nieuwe woonwijk, de Philipsbouw. En tussen Aalst en Waalre ontstaat een villawijk.

Dorpen

Dorpen ontstaan in de Middeleeuwen vaak rond een kerk. Waalre groeit om de Willibrorduskerk, die in 704 door Willibrord gesticht is. Aalst wat later rond het oude Onze Lieve Vrouwekerkje. Dit is in 1906 gesloopt.

 

Buurtschap

Boeren zijn de eerste bewoners hier. Hun leven is onzeker en vaak levensgevaarlijk: besmettelijke ziektes, rovers, vreemde legers kunnen zomaar toeslaan. En niemand die ze beschermt.

Ze bouwen hun boerderijen daarom vaak dicht bij elkaar in een ‘buurtschap’. Dan kunnen ze elkaar beter helpen, bijv. bij brand en tegen plunderaars. Zo’n buurtschap is vandaag nog te zien op Loon.

 

Potstal

De boeren houden vaak schapen die zij op de heide laten grazen. Elke avond brengen ze de kudde terug naar de ‘potstal’. Die heeft een verdiepte bodem met heideplaggen en stro. Daarop poepen de schapen. Er wordt steeds een laag verse heide en stro op gelegd. De laag van mest en stro is soms zo dik, dat de schapen met de rug tegen het dak staan!

In het voorjaar halen de boeren de stal leeg. Ze rijden de ‘mest’ uit over de akkers om die vruchtbaar te maken.

 

Kinderen

Kinderen helpen mee met de oogst of in de huishouding. Scholen komen er pas later en de meeste boeren zijn dan ook analfabeet: zij kunnen niet lezen of schrijven.

In 1900 komt er leerplicht. Kinderen gaan nu allemaal naar school en meisjes hebben dezelfde kansen als jongens.

 

Ambachtslieden

Sommige mensen zijn beter in huisvlijt dan als boer. Zij worden ambachtslieden. Dat zijn mensen die een beroep uitoefenen, zoals smid, timmerman, pottenbakker, kleermaker, schoenmaker en bakker. Ze werken vanuit huis of in kleine werkplaatsen.

 

Volksverhalen

Wat deden mensen toen om plezier te maken? Radio, televisie of internet zijn er nog niet. Boeken zijn voor hen onbetaalbaar en ze kunnen ook niet lezen. De jaarlijkse kermis of een bedevaart is voor hen een leuke afleiding. Maar verder?

Tijdens de donkere wintermaanden vertellen de mensen elkaar ‘volksverhalen’. Dat zijn sprookjes of legendes die van generatie op generatie worden doorgegeven. Ze hebben vaak een moraal. Ze zijn spannend en je leert wat goed of fout is, en wat gevaarlijk.

Er zijn duizenden volksverhalen geweest. Vele daarvan zijn vandaag op internet te vinden. Zoals over ’t Putmènneke, een denkbeeldig figuur waar kinderen bang mee gemaakt werden. Hij (of het?) zou in een (donkere!) put zitten en kinderen naar beneden trekken. Lees hier het hele verhaal.

Voor meer volksverhalen: kijk onder de knop hierboven.

 

De industriële revolutie

Tussen 700 en 1850 verandert het leven nauwelijks. Maar in de 19de eeuw gaat het ineens hard. De industriële revolutie zorgt voor veel nieuw werk en goedkopere producten.

 

Van boerendorp naar woongemeente

Nieuwe bedrijven als Philips hebben steeds meer arbeiders nodig. Auto’s en fietsen maken dat je verder van je werk kunt wonen. Aalst en Waalre worden woongemeentes en krijgen zelfs villawijken. In 1923 besluit de overheid beide dorpen samen te voegen als de Gemeente Waalre.