Johan Bouwensch verslaat de Fransen

In het rampjaar

Het jaar 1672 wordt ook wel het Rampjaar genoemd. Op 12 juni 1672 waren de troepen van de Franse koning Lodewijk XIV bij Lobith de Neder-Rijn overgestoken. Onder commando van generaal Henri de Turenne drongen zij steeds sneller de Betuwe binnen. Zij ondervonden daarbij weinig tegenstand. Elk dorp en elke boerenhoeve op hun weg moest het ontgelden. Maar de ruiterij van Graaf de Lorges kwam op 18 juni bij Rumpt van een koude kermis thuis.

Franse ruiters uit elkaar gedreven

Guy de Lorges (1630-1702) had het commando over acht Franse vendels paarden. Het is helaas niet duidelijk hoeveel manschappen hij bij Rumpt aanvoerde, maar het waren dus ruiters. Zijn onderdeel trof het slecht. Bij het dorp Rumpt had de Nederlandse kapitein Johan Bouwensch (1650-1691) positie gekozen. Hij had het commando over zestig ‘snaphanen’. Dat waren eenvoudige voetsoldaten met een vuursteengeweer. Bouwensch was een jongeman van 21 jaar uit de streek, want zijn vader Gerard Bouwensch was burgemeester van Tiel. Misschien was dat de reden, waarom hij niet zoals de meeste Nederlandse soldaten zo snel mogelijk zijn toevlucht zocht achter het geïnundeerde gebied van de Hollandse Waterlinie. Op de komst van de Fransen openden de Nederlandse snaphanen het vuur. Graaf de Lorges had geluk, want de voor hem bedoelde kogel trof wel zijn paard, maar hijzelf overleefde, zij het zwaargewond. De Franse eenheid werd zo door de Nederlanders uit elkaar gedreven en koos het hazenpad in oostelijke richting.

De buit verdwenen

Wat de Fransen achterlieten was enorm: de buit van een week plunderen in de Betuwe had een waarde van 60.000 gulden. In huidig geld zouden we zeker over miljoenen spreken. Kapitein Bouwensch liet het allemaal op karren laden die hij in Rumpt moet hebben gevorderd. Met die rijkdom trok hij af in westelijke richting. Bijna was het toch nog misgegaan, want in de buurt van Leerdam stuitte hij drie uur later op een andere Franse eenheid, nu bestaande uit tachtig dragonders. In het daaropvolgende vuurgevecht werden ook deze vijanden verdreven. Johan Bouwensch hield er wel een zware verwonding aan over: twee kogels in zijn borst. Ondanks de matige medische zorg van de zeventiende eeuw overleefde hij dit. Meer spijt zal hij ervan gehad hebben, dat intussen de voerlieden met de karren met buit aan zijn aandacht waren ontsnapt.

De Betuwe in 1672

Het rampjaar 1672 was in de Nederlandse geschiedenis een enorme dreun. Eigenlijk werd het einde van wat wel de ‘Gouden Eeuw’ is genoemd ermee ingeluid. In de geschiedenisboeken vindt men, dat de Nederlanders dankzij de Hollandse Waterlinie de totale Franse overwinning wisten te voorkomen. Dat op zich is juist, maar de Waterlinie begon juist ten westen van de Tielerwaard. Daardoor waren Rumpt en omgeving eigenlijk de dupe, want de dorpen hier lagen precies aan de verkeerde kant van de frontlijn. De Fransen bleven er tot april 1674 aanwezig. Om de mensen schrik aan te jagen bleven ze fel optreden. Wat in de eerste oorlogsweken nog niet was gestolen, ging merendeels verloren tijdens de Franse bezetting.

Bronnen:

  • Petrus Valkenier, ’t Verwerd Europa. Amsterdam, 1742 (tweede druk).
  • P.C. Molhuysen, P.J. Blok en K.H. Kossmann, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, zevende deel. Leiden, 1927.