De Bestse Boter

Van kleine stoomfabriek naar internationale boterhandel

De boterfabriek werd in 1873 opgericht door Arnoldus de Wert (1840 – 1897). Tot 1896 werd de boter met de hand gemaakt door vier mannen en twee vrouwen. In 1896 stopte dat handwerk, want toen werd er een echte stoommachine geïnstalleerd. Hierdoor was de boterfabriek ook de eerste fabriek in Best waar machines met stoomkracht werden aangedreven. Toen in 1897 Arnoldus overleed nam zijn zoon Adrianus het over. Adrianus stichtte ook steenfabriek 'De Leeuwerik'.

De Beste botermijn
De botermijn vond elke week op dinsdag plaats bij een van de vele herbergen enBest begon om 8.00 uur. De eerste weekin de Vleut, de tweede week aan de Steenweg en zo kwam buurtschap in Best aan de beurt. De herbergiers zouden vrijdags door loting uitmaken waar de volgende botermijn zou plaatsvinden en organiseerden daardoor in feit de botermijn. De gemeente stichtte de eerste botermijn, maar verhuurde vanaf 13 december 1867 de mijn publiekelijk.  Op 2 september 1873 besloot de gemeenteraad om de organisatie van de botermijn over te laten aan de winkeliers en de boerenstand. Dat was geen succes en in 1875 werd de botermijn weer onder de herbergiers verhuurd. In  1890 was de botermijn volledig opgeheven.

Stoommachine
Arnoldus de Wert richtte in 1873 een boterfabriek op in het centrum van Best. Deze fabriek stond op de plek van de huidige Koetshuistuin in het centrum van Best. In 1919 bouwde hij naast de fabriek ook nog een woonhuis en kruidenierswinkel. Arnoldus kocht melk van boeren om er in zijn fabriek boter van te maken. Die boter werd verpakt, verkocht en zelfs geëxporteerd. De boeren moesten wennen aan het idee om de melk af te leveren bij een boterfabriek in plaats van zelf boter te maken. In het begin twijfelden de boeren dan ook, maar na verloop van tijd gingen er steeds meer hun melk leveren aan die fabriek. In het begin was de boterfabriek eigenlijk nog niet echt een fabriek, want tot 1896 werd de boter nog met de hand gemaakt door vier mannen en twee vrouwen. In 1896 stopte dat handwerk, want toen werd er een echte stoommachine geïnstalleerd. Daarmee was de boterfabriek het eerste bedrijf in Best waar machines met stoomkracht in beweging werden gebracht. Op 30 januari 1904 brak er brand uit bij de boterfabriek, die voor een redelijk groot deel werd verwoest en waarbij veel boter verloren ging. In 1917 gingen ze bij de boterfabriek zelf elektriciteit opwekken om de fabriek en het kantoor te kunnen verlichten. Er werd ook een leiding doorgetrokken naar het in gemeentehuis in de buurt om deze van elektriciteit te voorzien.

Boteroorlog
In 1897 overleed Arnoldus de Wert. Zijn zoon Adrianus de Wert (1875-1922) volgde hem op als directeur van de boterfabriek. Hij kreeg wel al snel te maken met het feit dat de boeren zich gingen organiseren. Zo richtten de boeren in Best op 18 oktober 1896 een eigen afdeling van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond op. Begin 1900 leidde de organisatie van de boeren in veel dorpen tot de oprichting van meerdere coöperatieve zuivelfabrieken. Mogelijk mede als gevolg van het feit dat de boterfabriek de melkprijs zelfstandig vaststelde. Ook in Best richtten de boeren twee coöperatieve roomboterfabriekjes op, met elk twee man personeel. In Aarle en Naastenbest werden in 1898 veertig boeren lid van de Coöperatieve Roomboter fabriek ‘Amalia’, die zat in het huidige pand aan de Oirschotseweg 98. De boeren in het centrum en in de Vleut leverden vanaf 1899 hun melk aan een fabriekje langs de Rijksweg. Er volgde een ware boteroorlog tussen de coöperaties van de boeren en de Bestse Boter van Adrianus de Wert. Adrianus probeerde samen met andere boterfabrikanten te voorkomen dat de coöperaties boter  mochten verkopen met het in 1904 ingevoerde Rijksbotermerk. Volgens De Wert waren de twee concurrerende botercoöperaties alleen maar opgericht door boeren die hun melk niet kwijt konden vanwege de mindere kwaliteit. De boeren raakten hun grote concurrent bijna kwijt toen er op 30 januari 1904 brand uitbrak bij de boterfabriek van De Wert. Het pand werd voor een erg groot deel verwoest en grote voorraden boter gingen verloren. Maar de zaak werd opnieuw opgebouwd en er kwam zelfds een nieuwe stoommachine om de machines aan te drijven. Uiteindelijk won de veel grotere boterfabriek van de Wert de plaatselijke boteroorlog. De twee coöperaties verdwenen in 1910 en 1914. De melk ging voortaan weer naar de boterfabriek van De Wert, maar ook naar de in 1914 opgerichte Coöperatieve Stoomzuivelfabriek “t. Odulphus in Oirschot. De spoorlijn werd de scheidslijn voor de leveranciers van melk. De boeren ten oosten daarvan leverden hun melk aan de roomboterfabriek van Adrianus de Wert en de boeren ten westen daarvan aan de nieuwe zuivelfabriek in Oirschot. Daardoor won Adrianus de Wert de boteroorlog in feite maar voor de helft. Het aantal liters melk dat de boeren aanleverden was onvoldoende om de fabriek volop te laten draaien, waardoor de boterfabricage verminderde. Hij compenseerde dat door ergens anders meer boter te kopen en te verwerken voor de handel en export.

De Bestse boter
Op 1 oktober 1921 zette Arnoldus de Wert zijn bedrijf om in een naamloze vennootschap met de veelzeggende naam N.V. Roomboterfabriek De Bestse Boter. Op 7 december 1972 werd de N.V. Roomboterfabriek “De Bestse Boter” omgezet in een B.V. met dezelfde naam.  Bij het 100-jarig bestaan in 1973 was De Bestse Boter geen fabriek meer waar men boter maakte. Het bedrijf hield zich alleen nog maar bezig met de handel in en export van boter en had toen een omzet van 30.000 ton per jaar. Het fabriekscomplex, dat in de loop der jaren sterk werd uitgebreid, sloopte men in 1983 voor de totstandkoming van het winkelcentrum ‘Boterhoek.

Brand en diefstal
De boterfabriek kende een vliegende start, maar kende ook tegenslagen. Op 30 januari 1904 brak brand uit bij de fabriek, die voor een groot deel werd verwoest en veel boter verloren ging. Vooral twee machinekamers en het pakhuis lijden veel schade. De fabriek word meteen herbouwd zodat de productie verder kan.  Op 10 september 1904 stalen dieven ruim  8500 kilo boter.

Moderne fabriek
De fabriek was een moderne fabriek. In 1917 gingen ze bij de fabriek zelf elektriciteit opwekken om de fabriek en het kantoor te kunnen verlichten. Er werd ook een leiding doorgetrokken naar het gemeentehuis om deze van elektriciteit te voorzien. Op 1 oktober 1921 zette Adrianus zijn bedrijf om in een naamloze vennootschap met de naam: N.V. Roomboterfabriek ‘’De Beste Boter’’. Op 7 december 1972 werd dit omgezet in een B.V.

Koelcellen
De koelcellen werden gekoeld door ijs tussen de muren te doen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde de vriesruimte van de fabriek een speciale rol. Er werd toen namelijk 350.000 kilo stamppot bevroren en bewaard in de fabriek. Toen de Bestenaren in verband met oorlogshandelingen na een gedwongen evacuatie weer naar huis terugkeerden en er vrijwel niets meer te eten was, konden zij terugvallen op de voorraden stamppot.

Koetshuistuin
De Boterfabriek deed goede zaken en daarom kon Adrianus de Wert een riante villa tegenover de fabriek bouwen. Bij deze villa werd ook een koetshuis gebouwd. Op deze plek kwam later de Koetshuistuin.

Boterhoek
In 1973 stopte het maken van boter en legde het bedrijf zich toe in de handel en export van boter.. In februari 1983 werden de gebouwen van ’De Beste boter gesloopt. In 1986 werd op deze plek winkelcentrum Boterhoek geopend. In dit centrum staat het beeld ‘De boterkarner’ als herinnering aan de voormalige boterfabriek.