Franse tijd

Krijgshandelingen op Diepenveens grondgebied in 1814

De Franse tijd

Het leger van Napoleon was na de terugtrekking uit Rusland en de genadeklap tijdens de volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813 volkomen verslagen. Nederland werd daarna omsingeld door Engelse, Pruisische en Russische troepen en in 1813 was de Franse overheersing verleden tijd, behalve in Deventer.
Begin november 1813 arriveerden de eerste Kozakken in ons land en 20 november verschenen ze voor de stad Deventer. De met Franse ambtenaren en circa tweeduizend Franse soldaten volgestroomde vestingstad werd echter verdedigd door de Fransen. De Kozakken waren te gering in aantal om de stad te kunnen innemen, maar een deel bleef om de stad gelegerd en dus op het platteland, o.a. in Diepenveen en Bathmen. De bezetting van de stad, bekend als het beleg van Deventer, duurde nog tot 26 april 1814. Daarna eindigde ook hier de Franse tijd.

Uitval van de Fransen bij Borgele

Tijdens het beleg schroomden de Fransen niet om het platteland rondom Deventer te plunderen om met de buit hun voorraden aan te vullen. De uitvallen waren berucht want de Fransen waren goed bewapend en konden vrijwel ongestoord hun gang gaan. Door het nieuwe Hollandse centraal gezag werden steden en dorpen verplicht om burgers te leveren die de boeren rondom de stad moesten beschermen. Deze mannen van de zg. Landstorm moesten hun eigen wapens meenemen “hetzij jagtgeweer, ganseroer of pistolen” of werden van pieken voorzien. Van effectieve wapens was zeker geen sprake.
Op 4 maart 1814 was er weer een uitval. Door de duistere Brinkpoort marcheerden 150 man langs de Galgenbelt naar Borgele. Daar werden bij de boerderijen Helderman, Slatink, Nijenhuis en Hekkert 45 koeien, 43 schapen en 5 paarden geroofd. De dertig mannen van de Landstorm uit het dorp waren toen al gevlucht.

Slaags bij buitengoed Veenhuis op Platvoet

Precies een maand later, in de vroege morgen van 4 april 1814 was er weer een uitval. Vanaf de Brinkpoort gingen driehonderd Franse soldaten en gendarmes lang de palissaden om de stad op weg naar de Platvoet. Daar stootten ze op een voorpost die onder bevel stond van de luitenant Van Lindheim. De mannen van de Landstorm werden verjaagd maar een tiental manschappen van het Hollandse leger hield stand. Kapitein J.H. Leichner, commandant van een detachement van het 8e Bataljon van de Linge, gelegen bij het buitengoed Veenhuis iets verderop, kwam met vijftig man te hulp en verdreef, niettegenstaande de geringe sterkte, de Fransen door een gericht pelotonsvuur. Het Franse detachement sloeg verwilderd op de vlucht met achterlating van negen doden en twintig gewonden. Kapitein Leichner verloor één man, en er waren drie gewonden en twee vermisten. Van de Landstorm sneuvelde één man.
Beide gesneuvelden, soldaat Hendrik Smith en de Landstormer Jan Karke (uit Kampen), werden nog dezelfde dag op het kerkhof in Diepenveen begraven. Deze uitval was de laatste krijgshandeling van de Fransen in Deventer.
De gevechtshandelingen kwamen ook erfprins Willem (de latere koning Willem 1) ter ore. Twee dagen na de gevechten schreef de prins aan kapitein Leichner om aan de militairen van zijn detachement en ook aan de Landstorm zijn tevredenheid over te brengen.
Vermeldenswaardig is dat de op de Platvoet aanwezige soldaten van het 8e Bataljon van de Linge aanvankelijk onder Napoleon in Rusland hadden gevochten. De enkelen die Rusland overleefden raakten vervolgens bij de volkerenslag bij Leipzig gewond of werden gevangen genomen. Het waren deze vrijgelaten teruggekeerde soldaten, gehard en ervaren in de strijd, die nu met het Hollandse leger tegen de Fransen vochten.