45 Grote gezinnen

Gezellig én benauwd

‘Schiet op. Ik moet hoognodig. Kan niet meer ophouden.’ Het leven in een groot gezin wordt in latere jaren met de nodige romantiek omgeven: ‘Je leert om alles met elkaar te delen.’ Toch kent het ook z’n beperkingen. Filevorming voor de wc-deur is er een van. Net als, veel ingrijpender, de angst dat je met zovelen nauwelijks toekomst hebt. Emigratie biedt dan soms een oplossing, soms ook niet.

Gezin XXL. Onder deze minimale titel houdt het Noordbrabants Museum in Den Bosch in 2014 een tentoonstelling over een ‘maximaal onderwerp’: het grote gezin. De expositie is een succes – rond de 200.000 bezoekers. Onder hen veel Kempenaren die in een groot gezin – zo tussen de acht en de achttien kinderen – zijn opgegroeid. Alleszins verklaarbaar: volgens het katholieke onderzoeksinstituut KASKI zijn in de jaren vijftig de Kempische gezinnen de grootste van heel West-Europa.

Invloed rooms-katholieke kerk

Vanaf het midden van de negentiende eeuw kent de rooms-katholieke kerk een revival. Kloosters worden gesticht, kerken gebouwd. Ook krijgt de kerk grip op het gezinsleven, met onder meer een verbod op geboortebeperking. Als na verloop van tijd door een verbeterde hygiëne de zuigelingensterfte sterk vermindert, ontstaat een combinatie die tot hoge geboorteaantallen leidt. Tussen 1880 en 1930 kent de Brabantse bevolking bijna een verdubbeling, een ontwikkeling die de katholieke overheden toejuichen: ‘hun’ volksdeel komt in de Nederlandse samenleving steviger in het zadel te zitten.

Ook in de Kempen worden na 1880 aanzienlijk meer kinderen geboren. Aanvankelijk leidt dit nauwelijks tot een bevolkingsgroei. Het gebied kent een negatief migratiesaldo. Inwoners trekken weg naar Tilburgse wijken als Korvel en Broekhoven voor werk in de wolnijverheid. Daarnaast halen veel kinderen hun vijfde levensjaar niet, soms tot twintig procent. Onder hen veel zuigelingen voor wie kwaliteit van voeding en/of hygiënische omstandigheden tekortschieten. In Bergeijk bindt huisarts Pieter Barentsen (1876–1939) de strijd aan tegen de kindersterfte.  

Dan komt de ommekeer. Vanaf de jaren twintig gaat ook in de Kempen de bevolkingsgroei de hoogte in. Meer mensen vinden werk in de eigen regio en de kindersterfte loopt terug, onder meer doordat moeders hun baby’s (weer) borstvoeding geven.

Gevolg: tien of meer kinderen zijn gangbaar. Weldra behaalt de Kempen zijn KASKI-record. Toch komen ook in andere gebieden in Nederland kinderrijke gezinnen voor, zoals in sommige protestantse kringen. De rol van de rk-kerk is blijkbaar niet allesbepalend.

Opmerkelijk is dat min of meer gelijktijdig met deze ‘bevolkingsexplosie’ het gebruik van ‘de krommen errum’ naar de achtergrond verdwijnt: de korf die een vrouw met zich meedraagt als ze op kraamvisite gaat en die gevuld is met etenswaren voor de kraamvrouw om aan te sterken.

Extra sociaal

Enkele Kempenaren uit een grote gezinnen worden in de tentoonstelling Gezin XXL aan het woord gelaten. Ze kijken wisselend terug op hun kindertijd tussen zo veel broers en zussen. Aan de ene kant is er de haast romantische herinnering aan het met z’n allen uit één pan eten, wat ‘extra’ sociale burgers zou opleveren. Van de andere kant zijn er verhalen over eenzaamheid: ‘Moeder had het altijd zo druk, dat ik als kind nooit mijn eigen verhaal kwijt kon.’

Het land verlaten

De tijd van de grote gezinnen valt samen met de hoogtijdagen van de emigratie. In de jaren van de Wederopbouw wint het denkbeeld veld – gestimuleerd door de overheid – dat voor veel inwoners in het eigen land geen toekomst is weggelegd: te veel mensen in een te klein gebied. Gevolg: tussen 1946 en 1960 verlaten ruim 375.000 Nederlanders hun geboorteland om in landen als Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Brazilië een nieuw bestaan op te bouwen. Onder hen bevinden zich verhoudingsgewijs veel mensen uit de categorie ‘groot gezin’. Ze zien aan de andere kant van de wereld nieuwe mogelijkheden. Die vallen niet altijd mee: tussen 1960 en 1979 keert bijna een kwart van de emigranten terug naar Nederland.