22 Meester Panken

Kroniekschrijver van Kempenland

Nee, echt blij zijn ze er niet mee, latere archeologen als Gerrit Beex, Frans Theuws en Nico Roymans. Maar al te vaak betekent het dat verantwoord wetenschappelijk onderzoek niet meer mogelijk is. Daarvoor brengt de schop die meester Panken zo’n honderdvijftig jaar geleden in de Kempische grafheuvels zette, te veel verstoringen teweeg. Pankengaten noemen ze die, weinig vleiend. En toch …. alom blijft er grote waardering voor deze negentiende-eeuwse heemkundige en amateurarcheoloog. Vooral vanwege de nauwgezetheid waarmee hij zijn naspeuringen naar bodemvondsten en volksgebruiken vastlegde.

Peter Norbertus Panken, roepnaam Norbertus, wordt in 1819 geboren in Duizel. Hij verhuist naar Bergeijk en komt later terug naar Duizel om daar, op de kostschool van zijn oom Theo, opgeleid te worden als onderwijzer. In 1840 volgt zijn benoeming als eerste katholieke onderwijzer in Westerhoven. Hij begint zijn loopbaan met succes en start zelfs een avondschool. Maar later daalt het leerlingenaantal en bovendien krijgt hij een conflict met het schoolbestuur. Op 43-jarige leeftijd gaat Panken met pensioen. Geruime tijd heeft hij weliswaar nog een klein bijbaantje als postkantoorhouder, maar in hoofdzaak kan de verstokte vrijgezel vanaf nu zijn tijd besteden aan het opsporen en (laten) doorgraven van grafheuvels. Evenals aan lezen, reizen en schrijven. In zijn kronieken en dagboeken legt hij alles vast, bij elkaar ruim 2500 pagina’s tekst.

Brabantse vriend

Grafheuvelonderzoek is Pankens grootste hobby. Dit brengt hem in contact met dr. C.R. Hermans van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Ze delen hun liefhebberij voor archeologie en schrijven elkaar daarover brieven. Steeds met als aanhef: ‘Heer en vriend’.

Panken volgt het voorbeeld van Hermans om te schrijven over alles wat hij onderneemt en meemaakt: opgravingen, reizen, volksgebruiken. Mede hierdoor wordt hij lid van het Provinciaal Genootschap. Dit geeft hem status, daar hecht hij zeer aan. De voormalige onderwijzer beschouwt zichzelf als een van de notabelen van het dorp en verkeert ook anderszins graag in ‘hogere kringen’. Bijvoorbeeld door te corresponderen met vooraanstaande wetenschappers uit binnen- en buitenland – toch even iets anders dan dorpsonderwijzer.

Bij Hermans’ dood in 1869 noteert Panken: ‘Dit jaar nog stortte mij in eene onbeschrijfelijke en voor mijne lezers wellicht onbegrijpelijke droefheid, door het afsterven van mijnen dierbaarsten en hooggeachten lettervriend, de WelEd. Zeer Geleerde Heer Dr. Cornelius Rudolphus Hermans te ’s Bosch.’ Verderop schrijft hij: ‘Hij was mijn roem, het sieraad en het genoegen mijns levens, de steun mijner vriendschap en het vermaak mijner oudheidkundige of andere liefhebberijen.’

Verdiensten

Wanneer archeologen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw de paalkransgraven in de Kempen onderzoeken, komen ze vaak de zogenoemde Pankengaten tegen. Het twijfelachtige visitekaartje van de eerste Brabantse oudheidkundige die als amateurarcheoloog tal van opgravingen verricht. En daarbij een eerste inventaris maakt van de vroege geschiedenis. Het werk geeft doel aan zijn talrijke reizen en ook verschaft het aanzien bij zijn vriend Hermans. Daarnaast legt Panken vele volksverhalen vast, evenals dorpsbeschrijvingen. Verder ontsluit hij talrijke archieven en tekent hij enorm veel nieuwsfeiten op uit de Kempen – eigenlijk alles wat hem ter ore komt.

In de jaren negentig van de twintigste eeuw brengt de antropoloog Peter Meurkens de dagboeken van P.N. Panken uit in boekvorm, samen zes delen. Mede dankzij een uitgebreid register vormen ze een indrukwekkende historische bron die een uitstekend beeld geeft van de Kempen in de negentiende eeuw.

Peter Norbertus Panken wordt in 1904 begraven op het parochiekerkhof van Bergeijk. Het graf is tot op de dag van vandaag behouden, mede dankzij de inzet van Bergeijkenaar Johan Biemans.