2 Boogschutter

Jagers worden boeren

Waar richt hij zijn pijlen op, deze boogschutter? Een mammoet misschien? Want die staat op het menu bij de eerste moderne mens die hier in de Steentijd verblijft. Hier? In dit geval is dat het Beleven, een gebied in Reusel bij de Belgische grens.

Eeuwenlang bestaat het gebied van het Beleven uit heiden en vennen, in de jaren dertig van de vorige eeuw wordt het ontgonnen voor de landbouw en na 2005 komt het weer ‘in handen’ van de natuur. Bezoekers kunnen er nu genieten van waterplassen en talloze vogels. Zelfs vanaf een vlonder in de vorm van een mammoet. Nog zo’n verwijzing naar dat verre verleden, toen er hier veel leven in de brouwerij was.

Net als de Neanderthalers (Venster 1) laten ook de eerste moderne mensen in het Beleven hun sporen na. Zij bivakkeren hier rond 11.000 v. Chr., na een lange periode waarin de Kempen onbewoond is. Ze gaan regelmatig op jacht. De boogschutter herinnert eraan.  

De Oude Steentijd


Dat de moderne mens op het toneel verschijnt, heeft alles te maken met het klimaat. De Oude Steentijd gaat zijn laatste fase in en de IJstijd toont zijn laatste stuiptrekkingen. Na een lange periode van barre kou wordt het warmer en verandert de poolwoestijn in een open landschap met grassen en hier en daar een berk of den. Omstandigheden waarin ook de moderne mens, de homo sapiens, zich kan handhaven. Die wordt dan ook voor het eerst in de Kempen gesignaleerd. Net als de Neanderthaler is hij een jager-verzamelaar. Hij leeft van alles wat de natuur hem biedt.

Op basis van hun vuurstenen werktuigen laten de rondtrekkende bewoners zich onderscheiden in verschillende groepen. Eerst zijn er de jagers-verzamelaars met werktuigen in de vorm van spitse pennenmessen. Later, zo rond 9.500 v. Chr., zijn er rendierjagers. Dat deze op rendieren jagen, is weer vanwege het klimaat. In de Kempen is het flink kouder geworden. Het landschap is veranderd in een kale, boomloze toendravlakte. Dan zijn het vooral rendieren waar je op kunt jagen. Die zijn belangrijk als vleesleverancier, maar ook hun geweien, huiden en botten worden gebruikt.

Oerbos

Opnieuw komt er een warmere tijd. Daardoor smelt het ijs en stijgt de zeespiegel. De Noordzee stroomt vol en rond 8.000 voor Chr. raakt Groot-Brittannië los van het Europese vasteland. Met de hogere zeespiegel stijgt ook het grondwater en lopen laag gelegen gebieden vol water. Ze raken begroeid met veen. Op de hoger gelegen dekzandruggen verschijnen loofbossen. Ook komen er meer diersoorten. Hiermee zijn we aan het begin van de Midden Steentijd (8.800 – 4.000 v. Chr.) aanbeland. Het oerbos dat dan ontstaat, stelt – met z’n dichte begroeiing – het aanpassingsvermogen van de jagers-verzamelaars opnieuw op de proef. De rendierjager van de open toendravlakte wordt een bosjager, in het dichtbegroeide oerbos.

De eerste boeren

Ergens tussen 5.000 en 4.000 v. Chr. komen de (Kempische) jagers in contact met boerengemeenschappen die op de vruchtbare lössgronden van Zuid-Limburg zijn neergestreken. Het zijn kolonisten die er een geheel andere levenswijze op nahouden. Ze leven als boeren. Ze verbouwen gewassen, houden vee, maken aardewerk – en dit alles op een vaste woonplek. De Kempische jagers-verzamelaars nemen deze fundamenteel andere levenswijze over. Gaandeweg worden ze boer.

Over deze eerste boeren in de Kempen is weinig bekend. De oudste boerderijsporen dateren uit circa 3.000 voor Chr. en komen in Veldhoven aan het licht. We noemen deze periode de Nieuwe Steentijd (4.000 – 2.000 v. Chr.).

 De grafheuvel van Witrijt is een van de weinige overblijfselen uit deze fase. Dit grafmonument is het oudste van de provincie Noord-Brabant en is rond 2.500 voor Chr. opgericht. De overledene betreedt het hiernamaals niet met lege handen. In zijn graf liggen een vuurstenen dolk en een fraaie aardewerken pot.