Schoolmeesters-rapporten

Hoe schoolmeesters hun dorp bekeken

In 1828 kregen alle scholen een lijst met vragen van de Commissie van Onderwijs. Van de vijftien scholen in Westerwolde hebben er dertien de vragen beantwoord. Hun antwoorden staan in de zogenaamde schoolmeestersrapporten. Het doel van deze vragen was om informatie te verzamelen en daarmee een kaart van de provincie te maken. Deze is echter nooit verschenen. De schoolmeestersrapporten geven een beeld van de dorpen uit het begin van de negentiende eeuw. Naast vragen over het dorp en de omgeving kwamen ook onderwerpen aan bod, zoals zuiverheid van de lucht, het dialect, de opvoeding, fatsoensnormen en gewoonten van een dorp en de bevolking.

De antwoorden
De lengte van de antwoorden van de schoolmeesters verschilde aanzienlijk; waar de meesters van Jipsinghuizen en Veenhuizen niets opschreven vulden de meesten vier bladzijden met antwoorden en enkelen zes. Die van Blijham kwam tot wel 28 kantjes! De antwoorden over de omgeving, de grondsoort, het vee en de landbouwproducten waren meestal kort en bondig. Ook de vraag welke kunsten of wetenschappen er werden beoefend kostte weinig moeite, het antwoord was voor alle dorpen: “Geen”. Vaak met de toevoeging dat “het grootste gedeelte der ingezetenen uit Landbouwers, koop- en handwerkslieden bestaat”.

Kerken, scholen, leesgezelschappen en zanggezelschappen
Alle dorpen hadden één (Hervormde) kerk, behalve Bourtange en Nieuwe Schans, daar stond ook een Synagoge voor de Joodse bewoners. Stadskanaal had in 1828 nog helemaal geen kerk.
Alleen in Bellingwolde waren twee scholen.
In Nieuweschans, Oudeschans, Stadskanaal en Wedde waren zowel lees- als zanggezelschappen. In Bellingwolde, Vriescheloo, Onstwedde en Ter Apel werden die geen van beide genoemd.

De luchtgesteldheid
Alleen in Blijham, Nieuwe Schans en Oudeschans was de lucht “vochtig en koud” of “zeer vochtig”. In de overige dorpen werd de luchtgesteldheid vaak beschreven als “zeer gezond en matig droog”. Wel stond er vaak bij, dat in het voor- en najaar de lucht enigszins vochtig werd, omdat dan vaak de lage landen onder water stonden.

Platte taal
In Blijham, Bellingwolde, Vriescheloo, Nieuweschans, Oude Schans en Bourtange werd Gronings/Oldambts gesproken. In Stadskanaal werd, vanwege de grote aantallen bewoners van buiten de streek een veelheid van dialecten gebruikt. In de overige dorpen werd de volkstaal beschreven als: “platduitsch echter vermengd met verbasterde hoogduitsche woorden”. Kennelijk wisten de schoolmeesters niet, dat er een Westerwolds dialect bestond.

Middelen van bestaan
In bijna alle dorpen werden landbouw, veeteelt, soms bijenteelt en tuinbouw, handel en handwerken genoemd. Alleen in Blijham, Wedde en Stadskanaal werd ook de turfgraverij genoemd. In Blijham waren ook “velen die in rederyen in schepen doen”.
Bij de “handwerkslieden” werden meestal genoemd: Schoenmakers, Kleermakers, Kuipers, Timmerlieden, Stelmakers, Wevers, Bakkers, Smeden en Molenaars. In Bellingwolde waren ook Klok- en Horologiemakers, in Nieuweschans ook Molenmakers en zelfs “Goud- en Zilversmeden”. Bierbrouwers woonden in Blijham, Vlagtwedde en Stadskanaal, terwijl over Wedde werd geschreven: “Tappers heeft men hier by menigte, een gevolg van de twee jaarmarkten die hier gehouden worden”.

Plaatselyke byzonderheden
Bij deze vraag werd maar weinig vermeld, de Burcht van Wedde, kogels en geraamten bij de ontmanteling van de vesting Oudeschans en het zogenaamde rigterbier bij het “oprigten” van een nieuw huis in Onstwedde. De meester van Ter Apel gaf een mooi overzicht van de geschiedenis van het klooster.

Levenswijze, zeden en gewoonten
Hier leefden de schoolmeesters zich uit: In Bellingwolde werkten de boeren zelf weinig of niet, men was zelden eensgezind en leerde traag! In Bourtange was men “vrolyk en luchtig en niet zoo stipt in het bywonen van kerkdiensten als elders”. Over Onstwedders: “Op deugd, verstand en schoonheid wordt niet veel gezien, maar enkel op geld en goed.” En Sellingers: ”zeer werk- en spaarzaam, nogal godsdienstig, spreken anders dan zy het meenen. Zeer ingetogen, maar in  gezelschap is men vry woest en wild. Weinig dronkaards, tenzij het gratis is”.
Gelukkig waren er ook ander beschrijvingen: Inwoners van Nieuwe Schans waren "burgerlyk, zonder pracht of praal, men leest  graag, gaat vlytig ter kerk en is mildadig". En over Wedde: “Men leeft vry sober en éénvormig, gebruikt weinig sterke drank en gaat geregeld naar de kerk.” Vlagtwedders waren: “werkzaam, spaarzaam en zeer vlytige kerkgangers”. En Ter Apel was het paradijs: “Men leeft zeer vriendelyk en gemeenschappelyk met elkaar, altijd plezierig en ordelyk in gezelschap. Twist haat nyd en afgunst, is hier byna nooit. Ook leeft men  zeer godsdienstig”.
Het is wel duidelijk, dat de persoonlijke opvatting van de schoolmeesters een rol heeft gespeeld bij hun antwoorden.

Zelf lezen:

Tekstbronnen:
Groninger Archieven:
Register, bevattende afschriften van antwoorden, ingekomen bij de districtsschoolopzieners in de provincie Groningen, naar aanleiding van de enquête onder plaatselijke onderwijzers ingesteld door de Provinciale Commissie van Onderwijs bij circulaire van 10 juni 1828, 1828-1832 6e district: Bellingwolde; Onstwedde; Nieuwe Pekela; Nieuweschans; Vlagtwedde; Wedde.