Een geuzendaad bij de Boskoopse brug

In de regio van Leiden is ‘3 oktober’ een begrip. Met kermis, hutspot en bier wordt feestelijk gevierd dat de sleutelstad in 1574 is bevrijd van de Spanjaarden. Om dit te bereiken, heeft prins Willem van Oranje, samen met de Leidse stadsbestuurders, een gewaagd plan moeten bedenken om de geuzen tot aan de stadsmuren van Leiden te krijgen. Dit zou het Rijnlandse platteland, en niet in de laatste plaats Boskoop, spoedig ondervinden.

 

In 1566 gaat het, op zijn minst gezegd, niet goed in de Nederlanden. Torenhoge graanprijzen, de altijd aanwezige pestziekte en een steeds strenger optreden van de inquisitie richting andersdenkenden doet de gemoederen tot het kookpunt stijgen. In 1566 gooien raddraaiers in Boskoop de kerkglazen in en worden de heiligenbeelden van hun sokkel getrokken. De beeldenstorm raast door de Nederlanden en de reactie van koning Philips van Spanje is niet mals: hij stuurt zijn veldheer, de hertog van Alva naar de Nederlanden om de opstandige gewesten te onderwerpen.

Het beleg van Leiden

Alva voert in zijn eerste jaren een waar schrikbewind. Vooral zijn belastingmaatregelen, nodig om zijn troepen te financieren, leiden tot veel woede en hebben een averechts effect. Veel steden zeggen hun trouw op en scharen zich achter de Prins van Oranje. Na de inname van Haarlem wordt het opstandige Holland in tweeën verdeeld en krijgt de Spaanse legeraanvoerder, Francisco de Valdez, het bevel het strategisch gelegen Leiden te belegeren. In die tijd neemt de haat tijdens de Spaanse soldaten toe. Ze plunderen de boerenhofsteden en steken zo nodig de boel in brand. Tot op de dag van vandaag weten oudere Boskopers van het ‘Spaans kerkhof’. Wat precies is gebeurd, is onduidelijk. Zou een vendel spanjolen hier een delegatie boze boeren zijn tegengekomen?

Onderbreking van het beleg

Ondertussen zitten de opstandelingen niet stil. In maart 1574 moet Valdez het beleg opbreken door een dreigende inval van het leger van de Prins. Leiden kan opgelucht adem halen maar houdt geen rekening met het feit dat de Spanjaarden kunnen terugkeren voor een tweede beleg. De voedselvoorraden worden niet aangevuld. Als de inval is afgeslagen, keert het Spaanse leger terug. Bij de schans bij Gouwsluis bij Alphen wordt nog even tegenstand geboden door een Engels huurlegertje in dienst van de geuzen, maar dat wordt in de pan gehakt. Valdez laat op strategische punten schansen aanleggen om de gehele Rijnstreek te beheersen. Ondertussen wordt de stad systematisch uitgehongerd.

Inundatie

Om de stad te ontzetten, neemt Willem van Oranje het moeilijke besluit de dijken langs de Hollandse IJssel door te steken. Door het platteland ten zuiden van Leiden onder water te zetten, moeten de Spanjaarden tot de aftocht worden gedwongen. Een pure wanhoopsdaad. Het zoute water stroomt de polders in en verziekt de oogst. Eind juli 1574 krijgen de inwoners van Rijnland de mededeling hun have en goed naar de steden te brengen die in handen van de prinsgezinden zijn. Veel Boskopers trekken in een chaotische karavaan met hun koebeesten naar Gouda, waar ze doorverwezen worden naar het marktplein bij het stadshuis. Maar ook hier blijft het water stijgen en al snel loopt men rondom het plein tot zijn knieën in het water. Ondertussen verzamelen de watergeuzen een vloot van tweehonderd platbodems om dwars over de ondergelopen polders naar Leiden te varen.

Gevaar vanuit het zuiden

Ondertussen houdt men in Gouda, dat al in het voorjaar van 1572 is overgegaan naar de prins, beraad over de situatie. Men beseft dat de Spanjaarden, die de zuidelijker gelegen IJssel beheersen, via de Gouwe verse troepen kunnen aanvoeren om de geuzen te water te bestrijden. Men komt met een driest plan om halverwege de Gouwe een blokkade te plaatsen. Hiertoe wordt bij een Haarlemse schipper, ene Cornelis Theeusz, een oud ‘karveelschip’ aangekocht voor 48 ponden. Het schip wordt naar Boskoop gevaren en tussen de staanders van de oude klapbrug tot zinken gebracht, volgeladen met stenen. De Gouwe is definitief afgesloten voor de scheepvaart.

Daar komen de geuzen

Langzaam nadert de geuzenvloot de polders rond Leiden, waar ze opgewacht worden door de Spaanse garnizoenen die de dorpen en schansen rond de stad bewaken. De met kanonnen en musketten volgeladen turfschepen van de geuzen moeten zich letterlijk een weg naar Leiden schieten. Het gebulder van musketten en kanonnen is tot in Boskoop te horen. Maar ondanks de geringe diepgang blijven de boten steken. Eind september steekt wonderwel een storm op, die het water opjaagt tot de Spanjaarden tot hun middel in het water staan. Als zij op 3 oktober Leiderdorp verlaten, kan Leiden eindelijk worden ontzet en de hongerende bevolking gevoed.

Boskoop in last

Gerrit Bouwens, de schout en eerste burger van Boskoop, kijkt naar de contouren van de half afgezonken schuit. Zolang de Gouwe niet begaanbaar is, staat de handel stil; vrijwel al het transport gaat over het water. Samen met een aantal bekwame timmerlui slaagt men erin het karveelschip letterlijk ‘uijt den grondt te wringhen’. Hoe heeft men dit gedaan? Met een hefconstructie? Met vereende krachten? Heeft de schout de Boskoopse bevolking een beloning voorgehouden als zij mee wilden werken? Ontdaan van zijn zware last, blijkt het schip nog te kunnen drijven en men besluit het naar Gouda, zijn rechtmatige eigenaar te loodsen. De stad had de schout beloofd om de ‘ghoede mannen eerlicken te loenen’. Maar nu weigert Gouda toch te betalen, en verwijst de Boskoopse delegatie naar Leiden. Het draaide toch allemaal om het Ontzet van Leiden?

De prins weet raad

In de sleutelstad aangekomen, krijgen de Boskoper nul op het rekest. Gouda is de eigenaar van het schip, dus deze stad moet betalen. En zo gaat het van het kastje naar de muur. De schout verzucht dat hij wel ‘een pont Vlaamsch heeft verreijst’. Wanhopig geworden, schrijft hij de Prins van Oranje aan (waardoor wij nu de details van de hele operatie weten). De schout zweert geen profijt te willen trekken uit de situatie maar dat de hele operatie ‘afgezonken schip’ alleen nodig was om het ontzet van Leiden te bevorderen. De prins kijkt hier vreemd van op: Gouda heeft toch onlangs de bezittingen van enkele rijke kloosters in bezit gekregen? Hij verordonneert het stadsbestuur over de brug te komen. En zo krijgt de schout van Boskoop keurig 86 ponden uitbetaald, vanwege ‘tschip welke aldaer voor de brug had laten zinken’.

(Tekst: Edwin van Voskuilen)