Bontekoe

De zeer Avontuerlyke Reyze: een populair reisverhaal

In 1646 verscheen de eerste druk van het reisverhaal van Willem Ysbrandz Bontekoe. Het werd direct een bestseller, waarvan vele herdrukken verschenen. Bibliotheek Rotterdam bewaart twee exemplaren uit 1647 (25 E 8:1) en 1738 (23 D 3).

Tegenwoordig is het heel gebruikelijk om over de grenzen van je land of continent te reizen. Het kan snel, veilig en vaak ook nog goedkoop. In het verleden was dat wel anders: reizen was vooral oncomfortabel en gevaarlijk. De meeste mensen verkeerden bovendien niet in de luxepositie om te kunnen reizen: ze konden kostbare werkuren en inkomen niet missen.

 

Dit verklaart waarom reisverhalen zo populair waren in de 17de en 18de eeuw. Mensen kenden vooral hun eigen wereld en waren gefascineerd door spannende verhalen van zeelieden die het gevaar wel trotseerden. Het bekendste reisverhaal uit de 17de eeuw is dat van Willem Ysbrandz Bontekoe. Zijn Journael of gedenkwaerdige Beschryvinge van de Agtjarige en zeer Avontuerlyke Reyze was een bestseller die tot in de 18de eeuw werd gedrukt, waaronder ook drie edities in Rotterdam. Bibliotheek Rotterdam bewaart twee exemplaren uit 1647 (25 E 8:1) en 1738 (23 D 3).

 

Bij ‘journaal’ denken we nu aan het nieuws, maar in de 17de eeuw betekende dat woord ‘reisverslag’. De eerste gedrukte reisverslagen waren vooral scheepsjournalen met praktische informatie over vaarroutes en onbekende gebieden. In de loop van de 17de eeuw ontdekken drukkers dat er ook bij het brede publiek veel vraag is naar de spectaculaire reizen, waarop de bemanning vaak te maken kreeg met schipbreuk, ziektes en piraten. De titelpagina van het boekje uit 1738 probeert de interesse van toekomstige lezers te vangen: Bontekoe schreef niet zo maar een reisverslag, maar zijn reis was zelfs ‘zeer avontuurlijk’. Dit werkte: in een tijd waarin beeldcultuur beperkt en kennis uit het buitenland vaak mysterieus was, waren dit soort indrukwekkende beschrijvingen van bijzondere avonturen voor veel mensen een spannend uitstapje over de grens.

 

Bontekoe

Het Journael van Bontekoe verscheen voor het eerst in 1646, pas twintig jaar nadat Bontekoe van zijn reis was teruggekeerd. Hij vertrok op 28 december 1618 vanaf Texel op het VOC-schip Nieuw Hoorn als lid van een bemanning van 206 koppen. Op het laatste deel van de reis naar Azië ontstond brand op het schip, dat de kruitkamer bereikte met een catastrofale ontploffing tot gevolg. Bontekoe zelf wist te overleven en belandde in Batavia. In opdracht van zijn stadgenoot Jan Pieterszoon Coen, die gouverneur-generaal was van de VOC in Azië, voerde Bontekoe verschillende opdrachten uit, die in het Journael ter sprake komen. In 1625 keert hij terug naar Hoorn, trouwt daar en verdient geld met handel. Uitgever Jan Deutel uit Hoorn wist Bontekoe er in 1646 van te overtuigen zijn herinneringen op te schrijven en als Journael uit te laten geven.

 

Een ‘avontuurlijke’ reis

De bemanning van Bontekoes schip zou de reis waarschijnlijk niet als ‘avontuur’ hebben getypeerd, maar als ‘ramp’. Hoewel de titelpagina van het Journael het avontuur benadrukt, beschrijft de tekst vooral rampzalige gebeurtenissen. Na de explosie van het schip volgt voor de groep overlevenden namelijk nog een barre tocht op zee, zonder drinkwater en voldoende voedsel. Het tweede deel van de tekst beslaat de periode van Bontekoe na aankomst in Batavia. Hij krijgt daar opdracht om de handelsbelangen met China te behartigen, zo nodig met harde hand, en de Spaanse concurrentie te dwarsbomen. Deze episode is een mengeling van diplomatie en geweld.

 

Rotterdamse roofdruk

Het Journael was een groot succes. In Rotterdam merkten twee uitgevers de nieuwe publicatie uit Hoorn snel op. In de 17de eeuw bestond er geen auteursrecht of copyright. Iedereen kon daarom alle teksten naar believen nadrukken. Dat was precies wat er gebeurde: als een drukker of uitgever een commercieel interessant boek van een concurrent onder ogen kreeg, ging hij vaak over tot het produceren van een zogenaamde roofdruk. Door het boek snel na te drukken hoopte een ondernemer zo mee te profiteren van het financiële succes van de uitgave. Het enige wat een uitgever hiertegen kon doen, was het kopen van een overheidsprivilege. Zo’n privilege verbood nadruk door anderen gedurende een aantal jaren, waardoor de investering in het drukproces minder risico liep.

De Rotterdamse drukkers Jan Philipszoon van Steenwegen en Isaac van Waesberghe sloten de handen ineen. Ze drukten in 1647 samen de eerste roofdruk, waarvan ieder een deel van een eigen titelpagina voorzag. Het drukwerk is behoorlijk slordig, wat aantoont dat ze haast maakten om mee te liften op het succesmoment van de uitgave. Na deze eerste roofdruk verschenen talloze nadrukken, vooral in Amsterdam.

 

De scheepsjongens van Bontekoe

Veel mensen zullen Bontekoe tegenwoordig vooral kennen door De scheepsjongens van Bontekoe, het beroemde jeugdboek van Johan Fabricius uit 1924. Fabricius baseerde zich voor zijn avonturenverhaal op het eerste deel van het Journael uit 1646. Zijn hoofdpersonages, de scheepsjongens Padde, Hajo en Rolf (de laatste is in het verhaal een neef van schipper Bontekoe), zijn fictief. De personages koppelde Fabricius aan verhaalelementen uit het Journael. Zo is het Padde die, geheel in lijn met het Journael, als botteliersmaat de catastrofale scheepsbrand veroorzaakt. Uiteindelijk worden de drie jongens achtergelaten op Sumatra – een gebeurtenis die ook in het Journael staat beschreven. Hierna wordt Fabricius’ verhaal volledig fictief.

 

De andere kant van het verhaal

Vroegmoderne lezers zullen enkel hebben genoten van de belevenissen van Bontekoe over de grens van de hun bekende wereld. Ook in Fabricius’ verhaal is er enkel indrukwekkend avontuur te beleven voor jonge lezers. Tegenwoordig zien we daarnaast een andere kant. Bontekoe was immers in dienst van de VOC en voerde in Azië opdrachten uit voor de inmiddels beruchte Jan Pieterszoon Coen, die genocide pleegde op de Banda-eilanden. Ook Bontekoe deed meer dan onschuldige avonturen opschrijven. Berucht is bijvoorbeeld zijn plundertocht waarbij hij met soldaten in China veel mensen tot slaaf maakte, van wie bovendien maar weinigen Batavia bereikten. Hoewel Bontekoe ook deze episode in China in zijn relaas opneemt, blijkt daaruit geen morele vertwijfeling, wat verreweg de meeste cultuuruitingen uit die tijd typeert. Daarnaast staat de tekst vol met wat we nu stereotyperingen noemen: inheemse bewoners die Bontekoe tegenkomt, schetst hij als minderwaardige, goddeloze ‘inboorlingen’ die gedreven worden door gewelddadigheid. Ook bij Fabricius zijn inheemse bewoners vaak vijandig gezind. Wij kunnen bepaalde ‘avonturen’ daarom nu beschouwen als ver over de grens van het betamelijke.