De productie van zwavelstokjes

Een bijzonder èn onbeduidend hoofdstuk in het grote verhaal van Boskoop

Iedereen kent het sprookje ‘Het Meisje met de zwavelstokjes’ van de Deense schrijver Hans Christian Andersen. Het verscheen voor het eerst in 1845. Het straatarme meisje Amber zwerft door de straten van de stad, op haar blote voeten, haar schoenen in ze kwijtgeraakt. Een wereldberoemd verhaal dat tragisch eindigt. Veel minder bekend is het verhaal van de zwavelstokjes in Boskoop. Een bijzonder en onbekend hoofdstuk in het grote Verhaal van Boskoop.

Een zwavelstokje is de voorloper van de lucifer. Een zwavelstokje is een stokje of stukje hennepstengel (of stoppel) waarvan de uiteindes gedoopt zijn in zwavel. Met de gestolde zwavel kon je iets aansteken. Zwavelstokjes werden al in de 6de eeuw uitgevonden, maar omstreeks 1530 kwamen ze in Europa weer in zwang.

Boskopers hebben enige tijd zwavelstokjes geproduceerd en verhandeld, zo blijkt uit onder meer het boekwerk De Nederlandse Stad- en Dorpsbeschrijver. De Amsterdamse schrijver Lieve van Ollefen (1749-1816) was de auteur van dit standaardwerk. Van Ollefen reisde door de Bataafse Republiek om alle dorpen en steden te beschrijven. Daarin slaagde hij uiteindelijk niet helemaal, maar gelukkig heeft hij Boskoop aangedaan.

Het leidde tot een beschrijving van 24 pagina’s van ‘de Ambachtsheerlykheid van Boskoop met de Hooge Heerlykheid Zuydwyk’, uitgegeven in 1801 in deel 8 over Rijnland. De beschrijving ging vergezeld van een ovale gravure die (vooral door herdrukken) in menige Boskoops huiskamer hangt.

Van Ollefen is positief over Boskoop. Hij spreekt van ‘eene zeer aangenaame en schoone situatie’ in de ambachtsheerlykheid. Het onderwerp zwavelstokjes komt ter sprake in het hoofdstuk ‘Beezigheeden’.

Werk door ‘de minstvermogenden’

Daarin schrijft hij: ,,Te Boskoop werden ook gemaakt allerbeste zwavelstokken van hennipstoppels, waar van den Schrijver van den tegenwoordigen Staat van Holland zegt: dat deeze mogelijk de eenigste also in Holland zyn. Hoewel dit Handwerk door de minstvermogende Ingezeetenen werd gedaan, zo hebben dezelve daar door wanneer zij naarstig zyn, een redelijk bestaan’.

Productie hennep

Het is slechts een alinea die Van Ollefen eraan besteedt. De productie van en handel in zwavelstokken vormt in feite een onbeduidend hoofdstuk in het grote verhaal van Boskoop. Zwavelstokjes waren in die tijd gemeengoed. Hennep werd op veel plaatsen in Nederland geteeld. Door de groeiende scheepvaart en de visvangst was er vanaf de zestiende eeuw een grote behoefte aan touw. De grondstof van touw is hennep. In veel dorpen in de regio werd hennep geteeld. Ook bijvoorbeeld in de polder Laag Boskoop. Het was streng gereguleerd want de kans op vervuiling van de sloten (waarin de hennep geweekt werd) was groot.

Waarschijnlijk is de beschrijving van Van Ollefen de basis voor de summiere informatie die ook Boskoops chroniqueurs C.L.J. Schaum, Aart Vuyk sr en Nic van Wijk in hun boeken gaven over het onderwerp. Volgens de boomkweker en leraar Schaum was het dorp eind 18de eeuw bekend om z’n zwavelstokjes. Op bladzijde 96 van het boek ‘De Historie van Boskoop, uitgegeven in 1908, schrijft hij: ,,Van hennepstoppels werden zwavelstokken gemaakt, en waren de Boskoopsche de beste in Holland”.

In Boskoop werden niet alleen zwavelstokken gemaakt, er werd ook in gehandeld. De aanwezigheid van de Gouwe als grote binnenvaartweg en de handelsgeest van Boskopers gaf de plaats een bijzondere positie.

‘Boskoopse koopvaardij’

Schaum beschrijft in zijn ‘Historie van Boskoop’ de ‘niet onbelangrijke vloot’ die in de winter in Den Ham voor anker lag. ,,Boskoop was in het jaar 1714 beroemd door zijn binnenlandsche koopvaardij, en in 1745 hadden de Boskoopers 26 eigen schepen, behalve de vaste marktschepen”. Ook geschiedschrijver Van Ollefen beschrijft dit. In zijn schets van Boskoop in de  ‘Nederlandsche Stad- en dorpsbeschrijver’ heeft hij het over ‘een menigte schuiten en vaartuigen’.

Wat de lading was? Graan, hennep en vlas van Boskoop, dan vee en zuivelproducten. ,,Doch hoofdzakelijk haalden zij hunne vracht uit Gouda, bestaande uit kaas, pijpen, stijfsel, rood zand en zwavelstokken, welke artikelen de Boskoopers dan voor eigen rekening in Friesland verkochten”.

De Gouwe gaf Boskoop een strategische positie aan het water, halverwege tussen de handelssteden Gouda en Leiden. Met handel op steden als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag.

Zwavelstokjesfabriek

Onduidelijk is hoelang Boskopers zich hebben beziggehouden met de productie van zwavelstokken. Eind 19de eeuw zou er overigens nog steeds een zwavelstokjesfabriek in Boskoop zijn geweest, aldus Nic van Wijk in het tweede deel van ‘Boskoop, het dorp van mijn grootvader’. Ook hij kon geen details over de productie en de plaatsen waar dit gebeurde geven.

Brandkeur

De productie was onderwerp van regulering in december 1759 toen het gemeentebestuur kwam met een nieuwe brandkeur. Een brandkeur is een gemeentelijke verordening, in dit geval om brand te voorkomen en ook voor de bestrijding ervan. De oude brandkeur was op 25 september 1753 met vele andere papieren door het vuur vernietigd. In december 1759 werd dus een nieuwe gemaakt. Daarin werd onder meer bepaald dat ook ’s winters, zonder kaars, alleen overdag, zwavelstokken mochten worden gemaakt.

Vrijwel zeker is dat de productie van en handel in zwavelstokjes door Boskopers rond 1828 eindigde, want toen werd de lucifer uitgevonden. Zwavelstokjes verdween ook uit het Boskoopse straatbeeld. De voorloper van de lucifer was ook bij ons alleen nog maar terug te vinden in het sprookje van Hans Christian Andersen.