Scheepswerven

Industriële trots en neergang in Schiedam

In de twintigste eeuw kwam de scheepsbouw en reparatie in Schiedam tot grote bloei. Werf Gusto en Dok- en werfmaatschappij Wilton-Fijenoord waren de grote namen. Wilton-Fijenoord was zelfs lange tijd Schiedams grootste werkgever, met op het hoogtepunt zo'n 7500 mensen in vaste dienst. Vanaf halverwege de jaren 1960 ging het slechter in de scheepsbouw. Door fusies en met toenemende overheidssteun bleven de grote werven tot in de jaren 1980 overeind. Maar uiteindelijk is de bedrijfstak grotendeels uit Schiedam verdwenen.

Begin twintigste eeuw zat de economie in Schiedam in het slop door de neergang van de jeneverindustrie. De plannen van A.F. Smulders in 1901 om een scheepswerf te openen op het terrein naast de Apollo Kaarsenfabriek, het was aan de oostkant van de Voorhaven in Schiedam, kwamen voor het gemeentebestuur dan ook als geroepen. De onderhandelingen over de aankoop van de grond verliepen moeizaam, maar in juni 1905 opende Smulders er een Scheepswerf/ Machinefabriek/ Engineersbureau. In 1911 kreeg de scheepswerf officieel de naam Werf Gusto. De werf zorgde voor een opleving van de lokale economie en verschafte in de loop van haar bestaan duizenden Schiedammers werk. Doordat de werf zo dicht bij De Gorzen lag, kwamen ook veel personeelsleden daarvandaan of gingen ze er wonen. 

Gusto bouwde in de beginjaren veel voor de baggerindustrie, maar ook havenkranen en kolenelevators. Eind jaren twintig begonnen ze met de bouw van bruggen, waaronder de bascule van de Koemarktbrug in Schiedam. In de crisisjaren 1930-1938 had de werf het moeilijk en moesten veel mensen afvloeien. Orders van de Koninklijke Marine eind jaren dertig zorgden voor een opleving, maar toen brak de oorlog uit. De leiding van de werf handelde pragmatisch en sloot contracten met de Duitsers, wat ze na de oorlog zwaar werd aangerekend. De toenmalige eigenaren, H. Smulders en N.W. Conijn, kregen zelfs gevangenisstraffen. Het bedrijf herstelde zich echter en richtte zich weer op de baggerindustrie en de bouw van vrachtschepen.

In de jaren zestig ging de werf zich concentreren op de offshore en in 1965 veranderde de naam in IHC Gusto BV. De werf was opgegaan in de IHC Holland groep, waar het met een aantal andere bedrijven de offshore divisie vormde. Naast geavanceerde booreilanden werden er nog grote sleephopperzuigers gebouwd voor de baggerindustrie. In 1978 moest de werf in Schiedam echter sluiten en kwam er een einde aan een roemrijke geschiedenis. Er resteert nu alleen nog een bescheiden monument aan de Voorhaven dat herinnert aan de vroegere bedrijvigheid.

Een andere werf die decennialang gezichtsbepalend was voor Schiedam was de NV Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Fijenoord. Het bedrijf  werd opgericht op 1 januari 1929 en kwam voort uit een fusie tussen de NV Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw Fijenoord, gevestigd te Rotterdam, en de NV Wilton's Dok- en Werfmaatschappij met vestigingen in Rotterdam en Schiedam. In 1935 werden alle activiteiten geconcentreerd op het werfterrein in Schiedam, dat ten oosten van de huidige Benelux tunnel lag.

Ook de Wilton-directie kwam na de oorlog in de problemen en werd gevangengezet, omdat ze onderzeeboten hadden gebouwd voor de Duitse Kriegsmarine. Het bedrijf bleef echter succesvol, primair als reparatiewerf en werf voor omvangrijke verbouwingen. Maar Wilton-Feijenoord bouwde ook nieuwe schepen, zoals de Statendam voor de Holland-Amerika Lijn. Daarvoor maakte het gebruik van verschillende droogdokken, zowel gegraven droogdokken als drijvende dokken. In 1966 werd een nieuw droogdok gegraven voor grote schepen met eroverheen een grote portaalkraan, die sindsdien opvalt in de skyline van Schiedam. 

In 1968 sloot Wilton-Feijenoord zich aan bij het RSV-concern, waarna de werf zich vooral nog bezighield met reparatie-opdrachten en verbouwingen. RSV kwam in 1982 in grote moeilijkheden en ging uiteindelijk roemloos ten onder. De werf werd met steun van de gemeente Schiedam gered en ging in 1984 zelfstandig verder als de Dok en Werf Maatschappij Wilton-Fijenoord BV. Tussen 1984 en 1988 kwam Wilton-Feijenoord veel in het nieuws, onder meer door de bouw van twee onderzeeboten voor Taiwan. De scheepsnieuwbouwafdeling die vooral afhankelijk was van orders voor marineschepen moest in 1988 sluiten, door het ontbreken van de daarbij noodzakelijke steun van het rijk. Eind jaren negentig dreigde een faillissement voor  Wilton-Feijenoord door financiële problemen bij een zusterbedrijf. In 1998 werd het daarom verkocht aan het RDM concern van ‘bedrijvendokter’ Joep van den Nieuwenhuyzen. De omwentelingen waren daarmee nog niet ten einde: eind 2003 werd de werf overgenomen door Damen Shipyards uit Gorinchem. Toen verdween ook de voor Schiedam kenmerkende naam ‘Wilton-Fijenoord’ van de grote portaalkraan en werd het vervangen door ‘Damenshiprepaircom’.