Gebruik van medicijnen in de psychiatrie

Na de Tweede Wereldoorlog werd de eerste medicatie voor psychiatrische aandoeningen ontwikkeld.

Na de ontdekking in 1949 dat lithium werkzaam was tegen het manische syndroom vond er een farmacologische revolutie plaats.

In 1952 werd ontdekt dat een anti-allergiemiddel (chloorpromazine) ook werkte bij de bestrijding van wanen, hallucinaties en schizofrenie. De merknaam van dat middel is Largactil en het werd vanaf 1953 in Joris gebruikt.

In 1957 werd imipramine ontdekt dat een antidepressieve werking heeft. Het werd toegepast onder de merknaam Tofranil.

in 1960 kwam Librium op de markt. De werkzame stof hiervan is chloordiazepoxide. Het is de eerste van een lange rij angstdempende en slaapverwekkende middelen.

Het zijn geen "geneesmiddelen", want ze genezen geen psychiatrische aandoeningen. Wel helpen ze erger te voorkomen en stellen ze de patiënt in staat om beter te functioneren, zodat het mogelijk wordt om zelfstandig te leven.

 

Ontleend aan "Van Koningsplein tot Lazarusklap", pagina 152

 

Afgebeeld is een doos met een glazen injectiespuit. Largactil werd met pillen maar ook door injecties toegediend.